Hart- en vaatziekten (Cardiologie): Ziekten en symptomen

campus Sint-Augustinus - route 171 

campus Sint-Vincentius - route 175 

campus Sint-Jozef - gelijkvloers 

polikliniek Hof ter Schelde

Aangeboren hartaandoeningen

Een aangeboren hartaandoening kan voorkomen in het kader van een syndroom of kan geïsoleerd aanwezig zijn. Sommige aandoeningen geven snel aanleiding tot klachten en worden onmiddellijk na de geboorte of op kinderleeftijd ontdekt en behandeld. Verdere opvolging op volwassen leeftijd blijft dan wel aangewezen om laattijdige verwikkelingen tijdig te detecteren (hartfalen, ritmestoornissen). Andere aandoeningen worden vaak slechts op volwassen leeftijd ontdekt. Gezien de grote verscheidenheid aan aangeboren hartaandoeningen en de mate waarin deze klachten veroorzaken, bepalen we de behandeling steeds individueel.

De meest voorkomende aangeboren hartaandoeningen zijn:

Bicuspide aortaklep

De aortaklep is de klep tussen de linkerkamer en de grote lichaamsslagader of aorta. Normaal gezien bestaat deze uit drie klepblaadjes, maar soms is deze van bij de geboorte misvormd en bestaat dan slechts uit 2 klepblaadjes. De klep zal dan sneller verslijten en aanleiding geven tot een lekkage of vernauwing. Indien de slijtage ernstig is en klachten veroorzaakt is een klepvervanging aangewezen.  

Atrium septum defect (ASD)

Dit is een gaatje tussen de twee voorkamers van het hart. Afhankelijk van de grote van dit gaatje kan de patiënt klachten krijgen. Een klein gaatje kan spontaan sluiten. Een groot gaatje kan aanleiding geven tot overbelasting van het hart (hartfalen) en ritmestoornissen. Het sluiten van een ASD kan zowel via een chirurgische ingreep als via een percutane, niet chirurgische procedure. 

Patent forame ovale (PFO)

Dit is een verbinding tussen de twee voorkamers van het hart die bij iedereen voor de geboorte aanwezig is, maar bij 1 op de 4 personen na de geboorte niet sluit. In zeldzame gevallen kan dit aanleiding geven tot een beroerte als er een klontertje vanuit de rechter voorkamer naar de linker voorkamer passeert. Indien de arts dit vermoedt kan hij soms adviseren om het PFO te sluiten via een percutane, niet chirurgische procedure. 

Ventrikelseptum defect (VSD)

Dit is een gaatje tussen de twee kamers van het hart. Afhankelijk van de grote van dit gaatje kan de patiënt klachten krijgen. Een klein gaatje kan spontaan sluiten. Een groot gaatje kan aanleiding geven tot overbelasting van het hart en hartfalen. Een VSD kan indien nodig gesloten worden met een chirurgische ingreep. 

Coarctatio aorta

Coarctatio aorta is een plaatselijke vernauwing ter hoogte van de grote lichaamsslagader (aorta). Dit geeft aanleiding tot een verhoogde bloeddruk op jonge leeftijd. Correctie kan gebeuren via een chirurgische ingreep of met een ballondilatatie en stentimplantatie. 

Angina pectoris

Angina pectoris is pijn op de borst ten gevolge van zuurstoftekort in het hart. De pijn is meestal drukkend van karakter en straalt soms uit naar de keel, kaken, schouders of linkerarm. Dit treedt op wanneer er een ernstige vernauwing is ter hoogte van de  kransslagaders (de bloedvaten die het hart zelf van bloed voorzien). Een vernauwing is meestal het gevolg van een chronische vetopstapeling in de vaatwand en zal indien ernstig genoeg aanleiding geven tot een verminderde bloedtoevoer naar het deel van het hart dat door het aangetaste bloedvat wordt bevloeid.

Angina pectoris kan stabiel zijn en enkel kortdurend optreden bij fysieke of emotionele stress. Bij instabiele angina pectoris treden de klachten op in rust, zonder duidelijk uitlokkende oorzaak en duren meestal ook langer. Bij instabiele angina pectoris is dringend medisch nazicht aangewezen aangezien dit een voorteken van een hartinfarct kan zijn.

Hartfalen

Hartfalen betekent dat het hart onvoldoende bloed kan rondpompen om het lichaam normaal te laten functioneren. De hartspier kan verzwakt zijn waardoor er minder bloed weggepompt kan worden. De hartspier kan echter ook dikker en stijver zijn waardoor het hart zich minder goed kan vullen met bloed. De ziekte beperkt het dagelijks leven en is een frequent voorkomende reden van opname in het ziekenhuis vanaf een bepaalde leeftijd.

Wat zijn de oorzaken van hartfalen?

De meest voorkomende oorzaak is een hartinfarct, maar lang bestaande hoge bloeddruk, ritmestoornissen, slecht werkende hartkleppen of een vroegere behandeling met chemotherapie kunnen ook aan de basis liggen. Zelfs een griep kan het hart beschadigen. Soms is het hart uitgezet of de hartspier verdikt ten gevolge van een aangeboren abnormale bouw van de spiervezels. Ook dit kan tot hartfalen leiden.

Wat zijn de gevolgen van hartfalen?

Hartfalen betekent dat de hartspier niet meer goed het bloed kan rondpompen in het lichaam. Alle organen worden slechter doorbloed. Men wordt eerst moe en kortademig bij een zware inspanning, maar later in een gevorderd stadium ook bij de minste inspanning of in rust. Gebrekkige aandacht en duizeligheid of een snelle hartslag kunnen ook een teken zijn. Het lichaam probeert eerst te compenseren door meer water en zout bij te houden, maar dit geeft uiteindelijk water in de benen en water op de longen. Gewichtstoename ondanks een slechte eetlust kan ook een uiting zijn, of ’s nachts heel dikwijls plassen.

Veel mensen hebben hartfalen zonder het te weten: ze hebben wel klachten, maar herkennen dit niet als hartfalen. Omgekeerd zijn er ook veel mensen met kortademigheid en “water in de benen” zonder dat het hartfalen is.

Diagnose van hartfalen

Er is géén unieke test om hartfalen te constateren. Wanneer je met verdachte klachten naar de huisarts gaat, zal hij of zij een beperkt onderzoek doen. Met een elektrocardiogram, een radiologische foto van de borstkas, en tegenwoordig ook met een bloedafname van een “harthormoon” (BNP, NT-pro-BNP) kan de huisarts vaak hartfalen al uitsluiten. Zo word je niet onnodig met verkeerde medicatie behandeld. In alle andere gevallen zal de huisarts doorverwijzen naar een hartspecialist die de diagnose stelt door klinisch onderzoek en een echografie van het hart.

Behandeling van hartfalen

Er is géén unieke behandeling van hartfalen. Natuurlijk probeert men eerst de oorzaak weg te nemen: soms kan het hart “gerepareerd” worden door een operatie van kransslagaders of kleppen. Vaak is er geen behandelbare oorzaak. De behandeling is dan in de eerste plaats medicatie samen met het aanpassen van de manier van leven (zoutgebruik, vochtinname, rust en revalidatie,…). Wanneer het risico hoog is op plots overlijden door hartstilstand, plaatst men soms een defibrillator (ICD).

Hartfalenprogramma

Tegenwoordig hebben we goede behandelingen om de klachten te verbeteren en het leven aangenamer te maken. We kunnen opnames in het ziekenhuis voorkomen en het leven verlengen. Een goede aanpak draait bovendien steeds om de patiënt. Zonder een dergelijke goede “opleiding” van de patiënt en een goede teamwerking tussen de artsen binnen en buiten het ziekenhuis blijven er immers kansen onbenut.

Een hartfalenprogramma is zo’n goed georganiseerde en gespecialiseerde samenwerking voor hartfalenpatiënten. Een gespecialiseerde verpleegkundige speelt daarin een centrale rol. De hartfalenverpleegkundige geeft een opleiding aan patiënt en familie, zorgt voor een vlotte organisatie van onderzoek en behandeling en begeleidt de patiënt daarbij. De hartfalenpatiënt en de familie kunnen altijd terecht voor grote en kleine praktische vragen. Dit gebeurt onder toezicht van de dienst hartziekten en in nauwe samenwerking met de andere zorgverleners in het ziekenhuis.

Arteriële hypertensie

Men spreekt van arteriële hypertensie als de bloeddruk bij verschillende metingen hoger is dan 140/90 mmHg. Dit gaat vaak niet gepaard met symptomen en wordt meestal ontdekt bij een routinebloeddrukmeting door de huisarts. Een groot deel van de bevolking heeft een hoge bloeddruk zonder dit te weten. Als hiervoor niets ondernomen wordt, is er een verhoogd risico op een hartinfarct, hartfalen, een beroerte (CVA), perifeer vaatlijden en nierfalen.

Diagnose van arteriële hypertensie

Arteriële hypertensie wordt door de huisarts gediagnosticeerd, op punt gesteld en behandeld en behoort dus voornamelijk tot het domein van de huisartspraktijk. Meestal is een specialistisch advies dan ook niet noodzakelijk.

Oorzaak van arteriële hypertensie

In veruit de meeste gevallen heeft arteriële hypertensie geen duidelijke oorzaak. Men spreekt dan van een primaire of essentiële arteriële hypertensie. Soms is arteriële hypertensie echter het gevolg van een probleem ter hoogte van de nieren, bijnieren, schildklier of van een slaapstoornis. Men spreekt dan van secundaire hypertensie.

Behandeling van arteriële hypertensie

De behandeling bestaat in de eerste plaats uit veranderingen in de levensstijl zoals zoutbeperking, vermagering, meer lichamelijke beweging, minder alcohol en rookstop. Zo onvoldoende resultaat kan bloeddrukverlagende medicatie gestart worden. Welk type bloeddrukverlagende medicatie de huisarts zal toedienen hangt van verschillende factoren af. Vaak is een combinatie van twee of meer medicamenten nodig om de bloeddruk onder controle te krijgen. 

Soms vraagt de huisarts een advies van de cardioloog aan om met een elektrocardiogram en een echocardiografie na te gaan of er een verdikking van de hartspier (hypertrofie) is ten gevolge van de hoge bloeddruk. Als hypertrofie aangetoond wordt kan dit een invloed hebben op de behandeling van de hoge bloeddruk

Nadien kan nog een 24-uurs ambulante bloeddrukmeting uitgevoerd worden. Dit is een toestelletje dat bevestigd wordt aan de riem van de patiënt. Met een manchet rond de bovenarm meet dit apparaat meerdere keren gedurende de dag en de nacht de bloeddruk. Patiënten kunnen ook aanvullende bloed- en urineonderzoeken en bijkomende beeldvorming van de nieren en bijnieren vragen. 

Zeldzame gevallen van arteriële hypertensie zijn zeer complex en vragen een diepgaande oppuntstelling. Patiënten met een moeilijk te behandelen arteriële hypertensie worden in campus Sint-Augustinus besproken op de multidisciplinaire hypertensie-eenheid. Hier werken een cardioloog, een endocrinoloog, een nefroloog en een verpleegkundige die gespecialiseerd is in arteriële hypertensie samen.

Klepaandoeningen

Het hart heeft 4 kleppen: de tricuspidalisklep, de pulmonaalklep, de mitralisklep en de aortaklep. Een hartklep kan lekken (insufficiëntie) of vernauwd zijn (stenose). Veel mensen weten niet dat ze kleplijden hebben. Kleplijden neemt meestal langzaam toe met de tijd. Licht en matig kleplijden voel je zelden. De klachten ontstaan pas bij ernstig kleplijden. Jouw huisarts kan wel al vroeger een geruis vaststellen.

Klachten bij kleplijden

Volgende klachten treden vaak op bij (ernstig) kleplijden:

  • Kortademigheid
  • Vermoeidheid
  • Gezwollen enkels (oedeem)
  • Hartkloppingen 
  • Pijn of beklemming op de borst (angina pectoris)
  • Flauwvallen (syncope)
Wat zijn oorzaken van kleplijden?

Kleplijden kan veroorzaakt worden door:

  • Ouderdom, meer bepaald verdikking en verkalking door de leeftijd (degeneratie)
  • Aangeboren klepafwijking
  • Acuut gewrichtsreuma als kind
  • Systeemziekte (bv. Syndroom van Marfan)
  • Infectie (bv. bacteriën zoals streptokokken en stafylokokken)
  • Hartinfarct
  • Hartfalen
  • Nevenwerking van de inname van bepaalde medicatie
  • Bestraling op de borstkas (radiotherapie)
  • Andere (bv. trauma aan de borstkas, drugsgebruik …)
Behandeling van kleplijden

De behandeling van kleplijden bestaat uit:

  • Nauwgezette opvolging
  • Medicatie om het hart te ontlasten. Tot op heden is er nog geen medicatie om kleplijden te genezen.
  • Een hartklepoperatie. We vervangen de klep door een kunstklep (mechanisch of biologisch) of we herstellen de klep. Deze ingreep gebeurt via een snede in het borstbeen of tussen de ribben.
  • Een catheteringreep. Dit is een veel kleinere ingreep, bv. langs de bloedvaten in de lies of langs een kijkgaatje in de borstkas. Deze technieken worden druk onderzocht in wetenschappelijke experimenten en sommige technieken worden reeds toegepast in België in geselecteerde gevallen.

Hartritmestoornissen

Er zijn twee soorten hartritmestoornissen:

  • Te traag hartritme (bradycardie): als het hart te traag slaat, kan dit klachten veroorzaken zoals draaierigheid of flauwvallen.
  • Te snel hartritme (tachycardie): het hartritme versnelt door een ritmestoornis bijvoorbeeld bij voorkamerfibrillatie. In dit geval wordt de voorkamer van het hart chaotisch geactiveerd met een snelheid van honderden keren per minuut met inefficiënt prikkeling om samen te trekken. 
Diagnose bij hartritmestoornissen:

De arts zal je een aantal vragen stellen. Aanvullend zullen er een aantal onderzoeken plaatsvinden:

  • Elektrocardiogram (ECG)
  • Holter/event recorder: draagbaar bandrecordertje om het hartritme langere tijd te volgen (24 uur tot 7 dagen). Zo kunnen we hartritmestoornissen die slechts af en toe voorkomen toch ontdekken. Eventueel in combinatie met logboek van klachten of hartkloppingen.
  • Cyclo-ergometrie of fietsproef
  • Tilttest of kanteltafeltest
  • Elektrofysiologisch onderzoek (EFO): katheters met meetelektroden worden ingebracht via een punctie in de lies. De katheters worden vervolgens via de holle ader opgeschoven tot in het hart en wordt de elektrische werking van het hart nagekeken.
  • Uitlokkingstesten: er worden specifieke medicijnen toegediend om eventuele hartritmestoornissen uit te lokken (bv. Ajmaline test, Adenosine test)
Behandeling hartritmestoornissen

Te traag hartritme of bradycardie:

  • Pacemaker: bij een te traag hartritme (bradycardie) kan een pacemaker aangewezen zijn en worden geïmplanteerd. Dit is een toestel dat onder de huid wordt ingebracht en continu jouw hartritme zal volgen. Als het hartritme trager wordt dan een door de cardioloog bepaalde grens, zal het toestel bijspringen en het hart stimuleren. Dit is volledig pijnloos en zorgt ervoor dat jouw hart aan een normale frequentie blijft werken.

Te snel hartritme of tachycardie:

  • Medicatie (Anti-aritmica): bij een te hoog hartritme kan medicatie de ritmestoornissen doen normaliseren (medicamenteuze cardioversie) en voorkomen dat nieuwe ritmestoornissen optreden (onderhoudsbehandeling met medicatie).
  • Elektrische schok (elektrische cardioversie): een elektrische schok wordt afgeleverd om de ritmestoornis onderbreken. Je wordt dan gedurende enkele minuten onder narcose gebracht door de anesthesist, zodat je de elektrische schok niet voelt. Bijkomende behandeling na een cardioversie is meestal noodzakelijk.
  • Ablatie: door gericht kleine littekens aan te brengen in het hart kan het elektrische traject van de ritmestoornis onderbroken worden en kan de oorzaak van de ritmestoornis weggenomen worden. Klachten zoals hartkloppingen, duizeligheid en flauwvallen verdwijnen daardoor meestal. Niet alle rijmstoornissen zijn (even goed) te behandelen via deze weg.
  • Interne cardiovertor defibrillator (ICD): bij levensbedreigende ritmestoornissen implanteren we meestal een toestel dat onder de huid ingebracht wordt en continu het hartritme volgt. Als er een levensbedreigende ritmestoornis ontstaat, zal het toestel deze stoppen door kleine elektrische impulsen te geven of – als dat niet lukt – door een krachtige elektrische schok te geven. Er zijn twee vormen van implanteerbare defibrillator beschikbaar: de klassieke (T-ICD) met een of meerdere sondes tot in het hart en een nieuwer onderhuids systeem (S-ICD) waarbij geen vreemd materiaal wordt opgeschoven tot in het hart. Welke type toestel voor jou geschikt is, zal besproken worden met de elektrofysioloog (cardioloog gespecialiseerd in ritmestoornissen).

Plotse dood

De term "plotse dood" gebruiken we wanneer iemand plots flauwvalt en we een ademhalingsstilstand en hartstilstand vaststellen. Vier groepen hartaandoeningen kunnen plotse dood veroorzaken:

  • Uitgebreid hartinfarct met falen van de hartpomp of ritmestoornissen als gevolg het zuurstoftekort op dat moment
  • Scheur in de grote lichaamsslagader (Aorta-dissectie)
  • Erfelijke hartritmestoornissen
  • (Familiale) hartspierziekten of cardiomyopathiën
Onderzoeken na herstel van de hartfunctie (onderbroken plotse dood)

De cardioloog zal in de eerste plaats onderzoeken of het om een hartinfarct gaat of om een ernstige vorm van hartfalen. De andere hartziekten die plotse dood veroorzaken zijn vaak erfelijk. Hier gaat het vaak om jonge mensen die voorheen nooit hartklachten vertoonden. De diagnostiek bestaat uit cardiologische onderzoeken en een genetisch onderzoek.

Cardiologische onderzoeken

De arts zal je bevragen over klachten en symptomen, en indien nodig, ook familieleden uitnodigen voor verder onderzoek. Mogelijke testen zijn:

  • ECG in rust
  • Holter/event recorder
  • Fietsproef
  • Tilttest
  • Echocardiografie
  • Magnetische resonantie onderzoek (MRI) van het hart
  • Elektrofysiologisch onderzoek (evt met ablatie)
  • Uitlokkingstesten
  • Coronarografie
  • Biopsie (weefselstaal)
Genetisch onderzoek

We stellen een stamboom van jouw familie op en brengen in kaart welke familieleden in het verleden symptomen hebben vertoond. Op deze wijze kunnen we vaststellen of een erfelijke hartziekte mogelijk de oorzaak is. Indien dat zo is, starten we – in overleg met de patiënt - een genetisch onderzoek op om een fout in de genetische code (DNA) op te sporten.

Hiervoor nemen we een bloedstaal af, bij voorkeur bij de persoon die als eerste symptomen vertoonde. Wanneer we een afwijking terugvinden kunnen we via bloedafname bij de andere familieleden de dragers van de ziekte identificeren en de gezonde familieleden geruststellen.