Oncologie (Kanker - Gezwelziekten): Onderzoek en diagnose

Beenmergpunctie/Botbiopsie

Beenmerg is de plaats waar bloedcellen aangemaakt worden. Bloedcellen ontstaan uit zogenaamde stamcellen, die uitrijpen tot een grote verscheidenheid aan verschillende cellen. Bloedcellen bestaan uit drie grote groepen:

  1. rode bloedcellen, die voor zuurstoftransport zorgen; een tekort aan rode bloedcellen leidt tot bloedarmoede;
  2. witte bloedcellen, die verantwoordelijk zijn voor de afweer tegen infecties;
  3. trombocyten (bloedplaatjes), die verantwoordelijk zijn voor de bloedstolling.

Er zijn veel redenen om beenmerg te willen onderzoeken. Zo zou een tekort of juist teveel aan bloedcellen kunnen betekenen dat er op het niveau van de aanmaak iets mis is. Daarnaast starten veel goedaardige en kwaadaardige bloedziekten in het beenmerg, wat ook een reden is om daar te willen kijken. Verder moet bij sommige ziekten, bijvoorbeeld bij lymfklierkanker (het Hodgkin- of non-Hodgkin-lymfoom), met een zogenaamd stadiëringsonderzoek onderzocht worden of het lymfoom ook het beenmerg heeft aangetast. Zeldzame redenen om een beenmergonderzoek te willen doen zijn verdenkingen van infecties die alleen daar aangetoond kunnen worden.

Hoe gebeurt een beenmergpunctie?

Beenmerg zit in de mergholtes van de botten. Om beenmerg te verkrijgen zijn de achterzijde van het bekken (via een zogenoemde cristapunctie) en het borstbeen (een sternumpunctie) de gemakkelijkste en veiligste plaatsen. Het liefst wordt het bekken gebruikt. Soms kan niet in het bekken geprikt worden, omdat een patiënt daar bijvoorbeeld in het verleden bestraling gekregen heeft of omdat het onmogelijk is voor de patiënt om op de zij of buik te liggen.

Meestal gebeurt een beenmergpunctie in het dagziekenhuis. Nadat de patiënt zich heeft aangemeld, zal een medewerker hem of haar naar de kamer brengen waar het onderzoek plaatsvindt. De patiënt gaat op de linker- of rechterzij liggen, waarna de arts een plaatselijke verdoving aanbrengt op de plaats waar geprikt zal worden. Na tien minuten heeft de verdoving effect. Het aanbrengen van de verdoving kan even pijn doen, omdat de buitenkant van het botgedeelte verdoofd moet worden. Daarna wordt met een dunne naald vloeibaar merg opgezogen en een pijpje bot verwijderd waarin het beenmerg zit. Ondanks de verdoving kan het opzuigen van merg en het verwijderen van een botpijpje nog pijnlijk zijn, maar meestal is de procedure vrijwel pijnloos. Als het wel pijn doet, is het belangrijk om dat te melden (tijdens het prikken), zodat er extra verdoving aangebracht kan worden.

De hele procedure duurt hooguit tien tot vijftien minuten. Er wordt een verband aangebracht op de plek waar geprikt is. Daarna is het belangrijk om nog een tijdje op de rug te blijven liggen om het prikgaatje af te drukken met het eigen gewicht. De verpleging controleert of een eventuele bloeduitstorting ter plaatse gestopt is en geeft aan of de patiënt naar huis mag gaan. De patiënt mag dan zelf alleen naar huis reizen (per auto of per openbaar vervoer). Na afloop kan de plek wat stijf aanvoelen, zoals een flinke blauwe plek. Als er na afloop nog pijn is, mag daar altijd Dafalgan (paracetamol) 500 mg à 1 g voor ingenomen worden. Na drie dagen mag het verband uit.

Beenmerg zit in de mergholtes van de botten

Zijn er speciale voorzorgen nodig?

Als een patiënt bloedverdunnende medicijnen gebruikt, zoals Sintrom, Marcoumar, Eliquis, Lixiana, Pradaxa , Xarelto, Innohep of Fraxiparine, kan het nodig zijn om daar enkele dagen van tevoren mee te stoppen. Dat dient altijd met de behandelend arts overlegd te worden en gemeld te worden aan de persoon die gaat prikken. Verder zijn geen speciale maatregelen nodig. Een patiënt mag gewoon eten en hoeft niet met andere medicijnen te stoppen. Na afloop kan de patiënt gewoon lopen en zelf naar huis gaan.

Wat gebeurt er met het beenmerg?

Het materiaal dat afgenomen is, wordt over verschillende laboratoria verdeeld. Het vloeibare beenmerg wordt op glaasjes uitgestreken of in buizen opgestuurd naar andere laboratoria voor bijvoorbeeld flowcytometrie of chromosomenonderzoek. De glaasjes worden gekleurd en onder de microscoop bekeken. De verschillende bloedelementen worden dan geteld en beoordeeld. Er wordt gekeken of er te weinig of te veel cellen zijn, of de cellen goed uitrijpen, abnormale kenmerken vertonen, en of er tekenen zijn van infiltratie van verkeerde cellen, zoals kankercellen, lymfoomcellen of bacteriehaarden.

De uitslag van de standaardkleuringen kan binnen een tot twee dagen bekend zijn. Als er aanvullende kleurtechnieken nodig zijn, dan is de uitslag vaak pas later bekend. Zo duurt chromosomenonderzoek enkele weken.

Vaak wordt er naast het opzuigen van het beenmerg ook een stukje bot met beenmerg erin verwijderd (beenmergbiopsie). Dat cilindertje gaat naar het laboratorium voor pathologie, waar het verder bewerkt wordt om er dunne plakjes (weefselcoupes) van te maken. De hele procedure duurt ongeveer een week, omdat eerst al het kalk uit het botdeel verwijderd moet worden. Hoe meer kalk er in het bot zit, hoe langer het duurt voordat er plakjes van gesneden kunnen worden. Vervolgens kan de patholoog in het beenmergbiopt onderzoeken of er afwijkingen zijn, zoals de aanwezigheid van haarden met lymfoomcellen. Voor een aantal ziekten geldt dat alleen de patholoog met zekerheid een diagnose kan stellen. In die gevallen moet de patiënt dus langer op de uitslag wachten.

Beenmerg in glas: vloestof met kleine brokjes

Andere onderzoeken

Voor meer uitleg over de andere onderzoeken die we uitvoeren, verwijzen we je door naar de betreffende pagina's: