Ziekten en symptomen: Acute leukemie

Wat is acute leukemie?

Acute leukemie is een levensbedreigende ziekte waarbij in een korte tijd (dagen tot weken) een snelle woekering van kwaadaardige cellen (leukemische cellen of “blasten”) de plaats inneemt van normale bloedaanmakende cellen in het beenmerg. Daardoor ontstaan er snel tekorten van normale rode bloedcellen, normale witte bloedcellen en bloedplaatjes (of thrombocyten; staan in voor de stolling). Acute leukemie moet meestal dringend behandeld worden.

Er is een verschil tussen acute myeloïde en acute lymfoïde leukemie. De vorm hangt af van het soort beenmergcellen waaruit de ziekte ontstaat. De meeste patiënten hebben myeloïde leukemie, de vorm die ontstaat in de myeloïde beenmergcellen. De andere vorm is de acute lymfoblastenleukemie, die ontstaat in de lymfoïde stamcellen.

1. Acute myeloïde leukemie (AML)

Acute myeloïde leukemie (AML) is dus een vorm van acute leukemie. Leukemie is een ander woord voor bloed- of beenmergkanker.

 

Het beenmerg

In het normale beenmerg vindt de aanmaak van alle bloedcellen plaats, die ontstaan uit stamcellen. In het beenmerg wordt aangemaakt:

  • rode bloedcellen, die verantwoordelijk zijn voor zuurstoftransport in het bloed;
  • witte bloedcellen, die zorgen voor afweer tegen infecties;
  • bloedplaatjes, die een rol spelen bij bloedstolling.

Pas als de bloedcellen volledig zijn “uitgerijpt”, verschijnen ze in het bloed.

 

Wie kan acute myeloïde leukemie krijgen?

Iedereen kan acute myeloïde leukemie krijgen, maar de ziekte komt vaker voor bij volwassenen. Per jaar krijgen ongeveer 500 mensen in België te horen dat ze acute myeloïde leukemie hebben.

Binnen GZA worden verschillende wetenschappelijke studies gedaan

Hoe ontstaat het?

Over de precieze oorzaak van acute myeloïde leukemie is weinig bekend. We kennen wel een paar risicofactoren:

  • veelvuldig contact met industriële chemicaliën, zoals benzeen;
  • blootstelling aan grote hoeveelheden radioactieve straling;
  • behandeling met chemotherapie en/of bestraling in het verleden;
  • erfelijke aanleg (speelt mogelijks een kleine rol).

Sommige patiënten met hematologische ziekten, zoals bepaalde myelodysplastische syndromen (MDS) en myeloproliferatieve aandoeningen (MPD of MPN), of met bepaalde genetische aandoeningen zoals het syndroom van Down, syndroom van Bloom en anemie van Fanconi, hebben een iets verhoogd risico op de ontwikkeling van AML.

 

Symptomen

Iemand met acute myeloïde leukemie krijgt binnen enkele weken klachten. Die kunnen zijn:

  • bloedarmoede door een tekort aan rode bloedcellen (bleekheid, vermoeidheid, kortademigheid);
  • bloedingen door een tekort aan bloedplaatjes (bijvoorbeeld bloedend tandvlees, hevige menstruaties en puntvormige bloedinkjes in de huid);
  • infecties, doordat de witte bloedcellen niet goed werken;
  • zeldzaam zwellingen in de lymfeklieren, vergrote milt en/of lever;
  • zwelling van het tandvlees;
  • botpijn.

Die klachten wijzen lang niet altijd op leukemie. Ze komen ook voor bij andere aandoeningen. Als je klachten hebt, kan je best naar je huisarts gaan.

Onderzoeken

Onderzoeken die we kunnen doen bij klachten die wijzen op leukemie zijn:

Bloedonderzoek

Er wordt bloed afgenomen. Dat wordt onder andere onderzocht op:

  • het gehalte van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes;
  • de verhouding tussen de verschillende soorten bloedcellen;
  • abnormale cellen.
Beenmergonderzoek

Aan de achterkant van het bekken wordt uit het bot een beetje beenmerg opgezogen. Dat is een beenmergpunctie. Je krijgt daarvoor een plaatselijke verdoving. Nadien wordt het beenmerg onderzocht.

Aanvullende onderzoeken

Als blijkt dat je AML hebt, volgen meestal aanvullende onderzoeken, zoals:

  • een röntgenfoto van hart en longen;
  • een hartfilmpje (EKG);
  • een echografie van de lever en de milt.

Behandeling

Als acute myeloïde leukemie wordt vastgesteld, maakt het team van artsen een behandelplan waarin staat hoe ze de ziekte gaan proberen te bestrijden. Je arts bespreekt dat plan met jou. Er zijn verschillende mogelijkheden.

Curatieve behandeling

Als het mogelijk is, streven we natuurlijk naar een genezing van leukemie. Een ander woord voor genezing is curatie. Een curatieve behandeling heeft dus genezing tot doel. Mogelijke curatieve behandelingen zijn:

  • Chemotherapie:
    Een behandeling met medicijnen (cystostatica/chemotherapie) met een celdodend effect. Die medicijnen zorgen ervoor dat de tumorcellen zich niet meer kunnen delen. Om te voorkomen dat de ziekte terugkeert, volgt soms ook een nabehandeling met chemotherapie.
  • Een (allogene) stamceltransplantatie
    Bij chemotherapie gaan ook gezonde cellen dood. Om weer voldoende gezonde stamcellen te krijgen en eventueel achtergebleven leukemiecellen te doden, kan je een stamceltransplantatie ondergaan. Er worden dan via een infuus gezonde stamcellen (van een donor) in de bloedbaan geplaatst.
De “dip" of aplasiefase

Na een chemokuur is er tijdelijk geen normale bloedaanmaak. Die periode noemen we ook wel de “dip”. Het tekort aan rode bloedcellen kunnen we aanvullen met bloedtransfusies.

Door het tekort aan witte bloedcellen neemt de weerstand, die bij patiënten met acute leukemie al verminderd is, nog verder af. Daarom moet je je in de periode na de chemotherapie aan specifieke hygiënische richtlijnen houden. Jouw arts vertelt je daar meer over.

Palliatieve behandeling

Bij acute myeloïde leukemie is genezing niet altijd mogelijk. Dat wil niet zeggen dat je niet meer behandeld kunt worden. Er wordt dan (verder) behandeld met een ander doel: zo lang mogelijk leven met een goede kwaliteit en klachten verminderen. Zo’n palliatieve behandeling kan bestaan uit chemotherapie om de ziekte zo ver mogelijk terug te dringen, maar er kunnen ook andere behandelingen worden ingezet om ziekteverschijnselen te bestrijden.

Vooruitzichten

Kansen op genezing

Bij leukemie is het moeilijk om aan te geven wanneer iemand echt genezen is. Ook na een - in opzet - curatieve behandeling bestaat het risico dat de ziekte terugkomt. We spreken daarom liever niet van “genezingspercentages” maar van “overlevingspercentages”. Daarbij wordt meestal een periode van vijf jaar vanaf de diagnose aangehouden. De kans dat de ziekte terugkomt, wordt kleiner naarmate je langer ziektevrij bent.

Voor de totale groep mensen met AML is na vijf jaar ongeveer 20% in leven. Het percentage voor de hele groep patiënten is echter niet zomaar naar jouw individuele situatie te vertalen. Wat jij persoonlijk voor de toekomst mag verwachten, kan je best met je behandelend arts bespreken.

2. Acute lymfoblastenleukemie (ALL)

Zoals in de inleiding gezegd is een acute leukemie een probleem van een woekering van kwaadaardige cellen in het beenmerg. Die cellen noemen we leukemische cellen of “blasten”.

Bij een acute lymfoblastenleukemie gaat het om een woekering van een specifieke soort witte bloedcel: de lymfoblast.

 

Wie kan acute lymfoblastenleukemie krijgen?

Acute lymfoblastenleukemie is een zeldzame aandoening. De diagnose wordt in België jaarlijks bij ongeveer 200 mensen gesteld. De ziekte komt het meest voor bij kinderen, maar kan op alle leeftijden optreden.

 

Hoe ontstaat het?

We weten niet precies hoe een acute lymfoblastenleukemie ontstaat. Wel is bekend dat er soms een relatie kan zijn met straling, virussen of met bepaalde medicijnen.

Verpleegster binnen de materniteit

Symptomen

Bij een acute lymfoblastenleukemie worden de klachten vooral veroorzaakt door het tekort aan normale bloedcellen, dat ontstaat door de woekering van de lymfoblasten in het beenmerg:

  • Door het tekort aan rode bloedcellen ontstaat bloedarmoede. Dat kan klachten veroorzaken van bleekheid, vermoeidheid en kortademigheid.
  • Door het tekort aan witte bloedcellen kunnen infecties en koorts ontstaan.
  • Door het tekort aan bloedplaatjes ontstaan blauwe plekken en bloedingen, zoals neusbloedingen, tandvleesbloedingen of kleine puntvormige bloedinkjes in de huid.
  • Soms ontstaan er gezwollen klieren en een gezwollen milt, wat bij een acute myeloïde leukemie zelden voorkomt.
  • Er kunnen botpijnen ontstaan.

 

B-cel en T-cel

Acute lymfoblastenleukemie wordt onderscheiden in twee grote groepen: de B-cel-acute lymfoblastenleukemie en de T-cel-acute lymfoblastenleukemie. Bij de T-cel acute lymfoblastenleukemie komt vaker lymfkliervergroting voor. De behandeling van beide typen leukemie is hetzelfde.

Onderzoeken

Volgende onderzoeken worden uitgevoerd bij klachten die wijzen op leukemie. Ze zijn bijna gelijk aan de onderzoeken voor een AML.

Bloedonderzoek

We nemen enkele buisjes bloed af en onderzoeken of jouw bloed een teveel of tekort heeft aan de verschillende soorten bloedcellen. We bekijken ook of er leukemiecellen (blasten) in het bloed zitten.

Beenmergonderzoek

Bij een beenmergpunctie zuigen we wat beenmerg op uit het borstbeen of uit de achterkant van het bekken.

Aanvullende onderzoeken

Als blijkt dat je acute lymfoblastenleukemie hebt, dan volgen meestal aanvullende onderzoeken:

  • een röntgenfoto van hart en longen;
  • een hartfilmpje (EKG);
  • een echo-onderzoek van de lever en milt, soms CT scans of PET scan;
  • een lumbaalpunctie, om te onderzoeken of er ook leukemiecellen in het ruggenmerg zijn;
  • soms een extra onderzoek van het hart (ejectiefractie) om de functie van de hartspier te meten (sommige vormen van chemotherapie kunnen de functie van de hartspier beïnvloeden).

Behandeling

De behandeling van acute leukemie is in opzet curatief, en dus gericht op genezing van de ziekte. De behandeling bestaat uit een combinatie van verschillende celdodende medicijnen (cytostatica), beter bekend als chemotherapie. Een complete leukemiebehandeling bestaat uit meerdere kuren chemotherapie.

Specifiek voor acute lymfoblastenleukemie

De behandeling van acute lymfoblastenleukemie verschilt op een aantal punten van die van acute myeloïde leukemie:

  • Bij ALL krijg je, na een intensieve aanvalsbehandeling (met chemotherapie), nog een langdurige (anderhalf tot twee jaar) onderhoudsbehandeling op de polikliniek.
  • Bij ALL is de kans op uitbreiding naar de hersenvliezen groter. Daarom is er ook een behandeling nodig van het zenuwstelsel (via ruggenprikken). We nemen vocht af uit het ruggenmergkanaal en we onderzoeken de leukemiecellen in dat vocht. Tegelijk laten we kankerdodende medicijnen achter in het ruggenmergkanaal.
  • In sommige gevallen van ALL wordt een donorstamceltransplantatie voorzien.
De “dip" of aplasiefase

Na een chemokuur is er tijdelijk geen normale bloedaanmaak. Die periode noemen we ook wel de “dip”. We kunnen het tekort aan rode bloedcellen dan aanvullen met bloedtransfusies. Door het tekort aan witte bloedcellen neemt de weerstand, die bij patiënten met acute leukemie al verminderd is, nog verder af. Daarom moet je je in de periode na de chemotherapie aan specifieke hygiënische richtlijnen houden. Jouw arts vertelt je daar meer over.

Vooruitzichten

  • De genezingskans voor een ALL bij kinderen is meer dan 90%. 
  • Bij volwassenen zijn de resultaten minder goed.  Nieuwe medicaties hebben wat vooruitgang geboekt, maar vaak is een donorstamceltransplantatie nodig om het risico op herval kleiner te maken.