Materniteit, verloskamer en neonatologie campus Sint-Vincentius: Wetenschappelijke info

Moedervriendelijke zorg

In 2006 behaalden we het BFHI-label, dat staat voor Baby-Friendly Hospital Initiative of Babyvriendelijk Ziekenhuisinitiatief. Dit label, uitgereikt door WHO/UNICEF, werd sindsdien elke 4 jaar hernieuwd.

Daarnaast streven we als ziekenhuis ook met trots naar een Moedervriendelijk beleid. Net zoals het Babyvriendelijk Ziekenhuisinitiatief, is het Mother-Friendly Childbirth Initiave (MFCI), bedoeld om ziekenhuizen zorg te laten verlenen die “moedervriendelijk” is.

Het MFHI steunt op 5 hoekstenen:

De normaliteit van het geboorteproces: Geboorte is een normaal en natuurlijk proces. Het meest optimale zorgmodel voor moeder en kind ondersteunt en beschermt dit normale geboorteproces.

Empowerment: Het vertrouwen van de vrouw en haar vermogen om te bevallen en om voor haar baby te zorgen, worden beïnvloed door elke persoon die haar zorg verleent en door de omgeving waarin ze bevalt. De onderlinge verbondenheid van moeder en baby is van vitaal belang en moet gerespecteerd worden.

Autonomie: Elke vrouw zou de kans moeten krijgen om een gelukkige geboorte-ervaring te hebben. Ze moet kunnen bevallen zoals ze wenst in een omgeving waarin ze zich veilig voelt en waarin haar emotionele welzijn, privacy en persoonlijke voorkeuren gerespecteerd worden. Ze zou toegang moeten hebben tot een ruime keuze aan opties voor haar zwangerschap, bevalling en het voeden van haar baby. Alsook moet ze juiste en recente informatie krijgen over de voordelen en risico’s van alle procedures, medicatie en testen die aangeboden worden. Ze zou bovendien ondersteund moeten worden in het maken van geïnformeerde keuzes over wat het beste is voor haar en haar baby, gebaseerd op haar individuele waarden en overtuigingen.

Breng geen schade toe: Interventies zouden niet routinematig uitgevoerd mogen worden gedurende zwangerschap, bevalling en kraamperiode. Als er complicaties optreden, moeten de medische behandelingen gebaseerd zijn op de meest recente en kwaliteitsvolle richtlijnen en onderzoeken. 

Verantwoordelijkheid: Elke zorgverlener is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg die hij of zij verleent. De zorg gedurende de kraamtijd mag niet gebaseerd zijn op de noden van de zorgverleners, maar enkel op de noden van moeder en kind. Elk ziekenhuis is verantwoordelijk voor het regelmatig evalueren en controleren van de effectiviteit, risico’s en percentages van hun medische procedures. Dit moet gebeuren volgens het huidige wetenschappelijk bewijs. Moeders zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor het maken van geïnformeerde beslissingen over de gezondheidszorg die zij en hun baby’s ontvangen.

Wat is nu "Moedervriendelijke zorg"?

Om beschouwd te worden als “moedervriendelijk”, moet een ziekenhuis zich inzetten om moeders wetenschappelijk onderbouwde zorg te verlenen gedurende arbeid en bevallig, in een respectvolle omgeving. Moedervriendelijke zorg biedt een vrouw de vrijheid en mogelijkheid om geïnformeerde keuzes te maken. Dit zal haar ook helpen om meer zelfvertrouwen te krijgen om nadien haar kind te (borst)voeden en verzorgen.

Om hieraan te voldoen, moet een ziekenhuis de tien vuistregels nastreven die opgesteld werden door The Coalition for Improving Maternity Services (CIMS).

De 10 vuistregels voor Moedervriendelijke Zorg:

  1. Bevallende vrouwen worden toegelaten om continu emotioneel en fysiek ondersteund te worden door personen die zij zelf kiest, waaronder ook doula’s en zelfstandige vroedvrouwen;
  2. Het ziekenhuis biedt openlijk juiste statistische informatie van haar praktijken en procedures rond geboortezorg, waaronder cijfers van interventies en uitkomsten;
  3. Zorg wordt aangeboden met respect voor de geloofsovertuigingen en waarden van elke vrouw, ongeacht haar etniciteit en religie;
  4. Vrouwen krijgen de vrijheid om te bewegen zoals zij wensen en alle houdingen naar keuze aan te nemen tijdens de arbeid en bevalling, tenzij een complicatie een specifieke houding zou vereisen;
  5. Er is een goede samenwerking en communicatie met andere zorginstanties tijdens de perinatale periode. Waaronder ook overleg tussen de verschillende zorgverleners (bv. als overdracht naar een ander ziekenhuis noodzakelijk is). Duidelijke informatie over zorg na de bevalling wordt aangeboden, inclusief welke zorg nodig zou zijn als er complicaties zouden optreden bij de baby. Moeder en baby worden doorverwezen naar de juiste prenatale en postnatale opvolging en borstvoedingsondersteuning;
  6. Interventies worden beperkt en enkel wetenschappelijke onderbouwde (“evidence-based”) procedures worden gehanteerd. Daarnaast worden handelingen en procedures die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn, niet routinematig toegepast. Zoals scheren, toedienen van een lavement, plaatsen en toedienen van een infuus, nuchter houden of verbieden van eten en drinken, vroegtijdig breken van de vliezen en continue monitoring van de harttonen. Andere interventies worden gelimiteerd, waarbij streefdoelen worden vooropgesteld. Met name:
    • Inductie ("inleiding"): 10% of minder
    • Episiotomie ("knip"): 20% of minder (met als doel 5% of minder)
    • Keizersnede:10-15% of minder
    • Vaginale geboorte na keizersnede: 60% of meer (met als doel 75% of meer);
  7. Personeel wordt opgeleid in het aanbieden van alternatieve en niet-medicamenteuze pijnbestrijding. Het gebruik van medicatie wordt enkel gepromoot in geval van complicaties;
  8. Moeders worden aangemoedigd om hun baby aan te raken, vast te houden en te borstvoeden. Ook wanneer hun baby ziek of te vroeg geboren werd en voor zo maximaal als dit mogelijk is;
  9. Besnijdenis van de pasgeborene wordt ontraden;
  10. Het behalen van het WHO/UNICEF BFHI-label (Baby Friendly Hospital Initiative) volgens de tien vuistregels om een succesvolle borstvoeding te helpen garanderen, wordt nagestreefd.

 

BRONNEN:

Lothian, J. A. (2007). Advancing Normal Birth. Journal of Perinatal Education16(1), 1S–4S. DOI:10.1624/105812407X173119

Coalition for Improving Maternity Services (CIMS) (2021, 26 april). MFCI. Motherfriendly. http://www.motherfriendly.org/MFCI

Bevallingshoudingen

In films en tv-series zien we vooral beelden voorbijkomen van vrouwen die bevallen op hun rug. Het liggend op de rug met de benen omhoog of in de beensteunen, ook wel lithotomiehouding genoemd, is daardoor waarschijnlijk de bekendste bevallingshouding in Vlaanderen. Deze houding wordt veel gebruikt omdat gynaecologen en vroedvrouwen in deze positie alles goed kunnen zien, makkelijk kunnen ingrijpen als het misloopt en het hartritme van het kindje makkelijk kunnen beluisteren. Uit onderzoek blijkt echter dat sommige barende vrouwen deze houding als pijnlijker ervaren, er vaker een kunstverlossing nodig is en het hartritme van het kindje frequenter afwijkt van het normale (1,2,6). Daarom is dit niet voor iedereen de ideale positie en is het, als alles goed gaat, dus ook niet nodig om op je rug te bevallen. We nemen als gynaecologen en vroedvrouwen met veel plezier zelf vreemde houdingen aan om alsnog alles te kunnen zien en doen. We werken in ons ziekenhuis bovendien steeds met draadloze monitors waardoor we ook in andere houdingen het hartje van jullie kindje goed kunnen beluisteren.

Naast ruglig bestaan er dus nog heel wat andere goede bevallingshoudingen zoals zijlig, geknield, hurkend, rechtopstaand en zittend op de baarkruk of op handen en knieën. Deze posities hebben als voordeel dat er geen druk is op het staartbeentje en dit dus vrij naar achter kan bewegen om net dat iets meer plaats voor je kindje te maken. Zo zagen onderzoekers dat de bekkenuitgang van vrouwen die al hurkend persen tot 20% groter is (2). Verticale houdingen hebben ook als voordeel dat de vrouw perst in de richting van de zwaartekracht (1,2,3). In deze posities duurt het persen dan meestal ook minder lang dan in ruglig (1).

Een andere houding die vrouwen vaak als comfortabel ervaren is het persen op handen en knieën of geknield leunend over de bed- of badrand. Deze positie heeft als voordeel dat na de geboorte van het hoofdje de schouders vlotter volgen, dat er minder pijn ervaren wordt (6), en dat het minder vaak nodig is om vaginale scheurtjes te hechten (2,4). Ook bevallen op de zij beschermt het perineum en de vagina tegen inscheuren (2). Het kan dus een voordeel zijn om in één van deze houdingen te bevallen.

In de praktijk zien we dat in welke houding een vrouw het beste kan persen afhankelijk is van de situatie en van de vrouw zelf. Als een vrouw dit wil en als alles goed gaat kunnen we tijdens het persen daarom ook meerdere houdingen proberen zodat zij kan aanvoelen wat voor haar het makkelijkste is. Deze aanpak komt overeen met de uiteindelijke conclusie van de gevoerde onderzoeken en van de Wereldgezondheidsorganisatie: er is niet één specifieke ideale

bevalhouding, het is vooral belangrijk dat de vrouw de houding aanneemt die voor haar beste aanvoelt (1,2,3,5,6).

 

BRONNEN:

1) Dedavid da Rocha, B., Zamberlan, C., Foletto Pivetta, H. M., Zimmermann Santos, B ., Sales Antunes, B. (2020). Upright positions in childbirth and the prevention of perineal lacerations: a systematic review and meta-analysis. Revista da Escola de Enfermagem da USP, 54, e03610. DOI: 10.1590/S1980-220X2018027503610

2) Huang, J., Zang, Y., Ren, L., Li, F., Lu, H. (2019). A review and comparison of common maternal positions during the second-stage of labor. International Journal of Nursing Sciences, 6(4), 460-467. DOI: 10.1016/j.ijnss.2019.06.007

3) Gupta, J.K., Sood, A., Hofmeyr, G.J., Vogel, J.P. (2017).Position in the second stage of labour for women without epidural anaesthesia. The Cochrane Database of Systematic Reviews, 5(5). DOI:10.1002/14651858.CD002006.pub4

4) Zhang, H., Shu, Y., Zhao, N., Lu, Y., Chen, M., Li, Y., Wu, J., Huang, L., Guo, X., Yang, Y., Zhang, X., Zhou, X., Guo, R., Li, J., Cai, W. (2016). Comparing maternal and neonatal outcomes between hands-and-knees delivery position and supine position. International Journal of Nursing Sciences, 3(2). DOI:10.1016/j.ijnss.2016.05.001

5) World Health Organization. (2018). WHO recommendations: intrapartum care for a positive childbirth experience. Geneva. Licence: CC BY-NC-SA 3.0 IGO.

6)  National Institute for Health and Care Excellence. (2017). Intrapartum care for healthy women and babies. Geraadpleegd van https://www.nice.org.uk/guidance/cg190

7) Zang, Y., Lu, H., Zhang, H., Ren, L., Li, C. (2020). Effects of upright positions during the second stage of labour for women without epidural analgesia: A meta-analysis. Journal of Advanced Nursing, 76(12), 3293-3306. DOI:10.1111/jan.14587

Colostrum

Colostrum, het vloeibare goud  

De eerste moedermelk wordt colostrum genoemd, deze melk is stroperig van textuur en heeft meestal een lichte tot okergele kleur. Dit is één van de redenen waarom colostrum ook wel het vloeibare goud genoemd wordt. Al verwijst deze term vooral naar de bijzondere voedzame en beschermende werking ervan.

Colostrum zit vol eiwitten, vitamines, mineralen en de nodige suikers. Door deze grote hoeveelheid voedzame stoffen zijn kleine beetjes colostrum reeds genoeg om je baby de eerste dagen van voldoende voeding  te voorzien (1,2,3,4,5). Ook heeft het een laag vetgehalte waardoor het heel makkelijk verteerbaar is. Op deze manier is colostrum dus goed afgestemd op het kleine maagje van je kindje (4).

Naast het feit dat colostrum de beste voedingswaarde heeft voor een pasgeborene, heeft het nog een belangrijkere functie. Het helpt je baby met de opbouw van een goed immuunsysteem en zorgt voor bescherming tegen ziektes (1,2,3,4,5,6,7,8). Zo bevat het veel belangrijke IgA-antistoffen die zich als een beschermend laagje over de darmwand leggen en zorgen dat de ziekteverwekkers waar je als mama ooit mee in aanraking kwam, al uitgeschakeld worden voordat ze in het bloed van je kindje kunnen terechtkomen (1,6,7,8). Ook bevat colostrum heel veel witte bloedcellen. Deze beschermen je baby op twee manieren: ze helpen hem een eigen afweersysteem op te bouwen en vallen binnendringende ziekteverwerkers actief aan (1,8).

Een andere belangrijk eigenschap ven colostrum is dat het laxerend werkt en er zo voor zorgt dat de taaie zwarte ontlasting, meconium genoemd, makkelijker wordt uitgescheiden (2,4,5). Daardoor wordt de kans op geelzucht kleiner. Colostrum beschermt je kindje bovendien tegen lage bloedsuikers (2,9). Zo zag men in onderzoek dat colostrum 10% suiker bevat in vergelijking met 5% in kunstvoeding (9).

Niet alleen voor voldragen baby’s maar ook voor prematuurtjes vanaf 32 weken biedt colostrum veel voordelen. Dit omdat de samenstelling ervan zich aanpast aan de zwangerschapsduur. Daarnaast is de lichte verteerbaarheid van colostrum net bij deze kindjes extra belangrijk omdat hun darmen nog minder goed ontwikkeld zijn (10). Het blijkt zelfs dat te vroeg geboren baby’s die colostrum kregen, vaak een betere gezondheid hadden dan degenen die op een andere manier gevoed werden (2).

Omwille van al deze voordelen beveelt het WHO colostrum aan als de beste eerste voeding voor elke pasgeborene (3). Als team en Babyvriendelijk Ziekenhuis staan we hier volledig achter. Indien je dit wenst, zullen we jullie dan ook zo goed mogelijk begeleiden bij de start van de borstvoeding zodat je kindje mee kan profiteren van dit vloeibare goud.

 

BRONNEN:

1) Thapa, B. R. (2005). Health Factors in Colostrum. Indian Journal of Pediatrics, 72(7), 579-581. DOI: 10.1007/BF02724182

2) La Leche League. (2021, 9 juni). Colostrum: General. https://www.llli.org/breastfeeding-info/colostrum-general/

3) World Health Organization. (2007). First Food First. https://www.who.int/nutrition/topics/world_breastfeeding_week/en/#:~:text=WHO%20universally%20recommends%20colostrum%2C%20a,quantity%20and%20rich%20in%20antibodies.&text=Colostrum%20needs%20to%20start%20in%20the%20first%20hour.

4) La Leche League. (2021, 9 juni). Groei van de pasgeboren baby. https://www.lalecheleague.nl/borstvoeding-abc/artikel/154-groei-van-de-pasgeboren-baby

5) Kind en Gezin. (2021, 9 juni). Voeding en beweging: Borstvoeding. https://www.kindengezin.be/voeding-en-beweging/borstvoeding/belang/

6) Pribylova, J., Krausova, K., Kocourkova, I., Rossmann, P., Klimesova, K., Kverka, M., Tlaskalova-Hogenova, H. (2012). Colostrum of healthy mothers contains broad spectrum of secretory IgA autoantibodies. (2012). Journal of Clinical Immunology, 32(6), 1372-1380. DOI: 10.1007/s10875-012-9733-9

7) La Leche League. (2021, 9 juni). Immunologie van moedermelk.  https://www.lalecheleague.nl/borstvoeding-abc/artikel/125-immunologie-van-moedermelk

8) Hassiotou, F., Hepworth, A., Metzger, P., Tat Lai, C., Trengove, N., Hartmann, P. E., Filgueira, L. (2013). Maternal and infant infections stimulate a rapid leukocyte response in breastmilk. Clinical & Translational Immunology, 2(4), e3. DOI: 10.1038/cti.2013.1

9) La Leche League. (2021, 9 juni). Glucose, ofwel suikerwater, na de geboorte.  https://www.lalecheleague.nl/borstvoeding-abc/artikel/110-glucose-ofwel-suikerwater-na-de-geboorte

10) La Leche League. (2021, 9 juni). Premature baby. https://www.lalecheleague.nl/borstvoeding-abc/artikel/173-premature-baby

Diabetes en borstvoeding

Jammer genoeg komt diabetes (suikerziekte) steeds vaker voor. Ook bij vruchtbare vrouwen. Diabetes kan je op jonge leeftijd al ontwikkelen (diabetes type 1), op latere leeftijd (diabetes type 2), maar ook in een tijdelijke vorm tijdens je zwangerschap (zwangerschapsdiabetes). Die laatste vorm sporen we op door middel van een suikertest die door je gynaecoloog wordt voorgeschreven. Meer informatie hierrond vind je hier. Diabetes hebben heeft echter een impact op je zwangerschap. Als je tijdens je zwangerschap een te hoge suiker hebt, krijgt ook je baby deze extra suiker via de placenta. Hierdoor wordt de aanmaak van insuline gestimuleerd, alsook van de groeifactor waardoor je baby gemiddeld zwaarder kan worden. Na de geboorte, wanneer de navelstreng wordt doorgeknipt, stopt de toevoer van deze extra suiker. Maar je kindje blijft aanvankelijk nog even een verhoogde hoeveelheid insuline aanmaken. Hierdoor kan het zijn dat zijn of haar suikergehalte (te ver) daalt. Daarom volgen we in dat geval de eerste 12 uur na de geboorte de bloedsuikerspiegel op voor elke voeding. Dit gebeurt via een prikje in het hieltje.

Voldoende beweging en een gezonde levensstijl kan het risico op zwangerschapsdiabetes verlagen, al spelen er nog vele andere factoren een rol die je niet altijd in de hand hebt. Maar wist je dat onderzoek aantoonde dat borstvoeding ook hier een belangrijke (beschermende) rol kan spelen?

Borstvoeding is perfect aangepast aan de leeftijd van je baby. Zo verandert de samenstelling van vetten en eiwitten naargelang zijn/haar noden. Daarnaast heeft moedermelk een hoog suikergehalte waardoor de suikerspiegel van je baby ook in die eerste uren goed geregeld blijft. Dit suikergehalte is 10% bij moedermelk ten opzichte van 5% bij flesvoeding (1,2). Daarnaast werd systematisch vastgesteld dat borstvoeding het metabolisme van zowel moeders als hun kinderen verbetert. Borstvoeding werd dan ook geassocieerd met een verlaagde kans op het ontwikkelen van metabolische syndromen en diabetes type 2 bij moeders (3). Een mama met zwangerschapsdiabetes (met of zonder insuline) ontwikkelt sneller diabetes type 2 wanneer ze flesvoeding geeft dan wanneer ze borstvoeding geeft (na 2,3 jaar versus na 12 jaar). Bovendien werkt het geven van borstvoeding algemeen preventief tegen het ontwikkelen van diabetes type 2, voornamelijk vanaf langer dan 3 maanden (2,3).

Niet enkel je eigen gezondheid heeft baat bij het geven van borstvoeding, ook die van je kindje. Moedermelk bevat namelijk bioactieve stoffen die zorgen voor een verhoogde verzadiging en verbeterde energiebalans (4). Borstvoeding geven voorkomt zo excessieve gewichtstoename en overgewicht tijdens de kindertijd (3,4,5). Én beschermt je kind bijgevolg tegen het ontwikkelen van zowel diabetes type 1 als diabetes type 2 (3,4).

Daarom concluderen onderzoekers dat het vroeg starten en exclusief geven van borstvoeding sterk aangemoedigd en ondersteund moeten worden (3). Daar willen wij ons dan ook graag voor inzetten op onze diensten!

Belangrijk om te noteren is wel dat het bij een moeder met diabetes die insuline moet nemen in de zwangerschap, 24 uur langer duurt om dezelfde lactogenese markers te activeren. Deze zorgen voor het op gang brengen van de melkproductie. Daarom is frequent voeden extra belangrijk gedurende de eerste 12 uur na de bevalling (6). Een bijkomend advies voor deze moeders is eveneens om te starten met prenataal kolven vanaf 37 weken zwangerschap en zo de melkproductie vooraf al te stimuleren. Het is geen probleem als de behandeling met insuline verdergezet moet worden tijdens de borstvoedingsperiode. De insuline komt immers niet in de moedermelk terecht (2).

 

BRONNEN

1. La Leche League. (z.d.). Glucose, ofwel suikerwater, na de geboorte. Geraadpleegd op 13 november 2021, van https://www.lalecheleague.nl/borstvoeding-abc/artikel/110-glucose-ofwel-suikerwater-na-de-geboorte

2. Debie, A. (2021). Opleiding tot referentievroedvrouw diabetes [Presentatieslides]. Vives Health Care School.

3. Poudel, R. R., Shrestha, D. (2016). Breastfeeding for diabetes prevention. Journal Of Pakistan Medical Association, 66(9), S88-90. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/27582164/

4. Pereira, P. F., Alfenas, R. D. C. G., & Araújo, R. M. A. (2014). Does breastfeeding influence the risk of developing diabetes mellitus in children? A review of current evidence. Jornal de Pediatria, 90(1), 7–15. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/24140380/

5. Yan, J., Liu, L., Zhu, Y., Huang, G., & Wang, P. P. (2014). The association between breastfeeding and childhood obesity: a meta-analysis. BMC Public Health, 14(1).  https://bmcpublichealth.biomedcentral.com/articles/10.1186/1471-2458-14-1267  

6. Hartmann, P., & Cregan, M. (2001). Lactogenesis and the Effects of Insulin-Dependent Diabetes Mellitus and Prematurity. The Journal of Nutrition, 131(11), 3016S-3020S. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/11694639/

Natuurlijke pijnbestrijding

Hoe meer je tijdens de arbeid kan bewegen, hoe beter je de pijn kan opvangen. Daarom proberen we je op de verloskamer maximale bewegingsvrijheid te geven. We gebruiken onder andere draadloze monitors om de harttonen van je baby op te volgen, waardoor je niet gebonden bent aan draden. Je kan daarnaast gebruikmaken van een touw om aan te hangen en een zitbal. In rechtopstaande posities kan de zwaartekracht optimaal meewerken. Doordat je bovendien een schommelende, draaiende beweging kan maken op de bal, zorgt dit ervoor dat je kindje beter in je bekken kan indalen. Onderzoek toont dan ook aan dat rondwandelen en het aannemen van rechtopstaande houdingen tijdens de arbeid de lengte van de arbeid verkort, het risico op keizersnede verlaagt en de nood aan een epidurale vermindert (1). Zonder nadelige effecten voor moeder of baby (1). Verder zijn er op de verloskamer zitzakken en matjes aanwezig om elke mogelijke houding te kunnen ondersteunen, zoals bijvoorbeeld handen en knieën. Deze houding kan heel nuttig zijn om onder andere de ligging van je kindje in het baringskanaal te optimaliseren.

Door goed te blijven bewegen, werken jij en je baby als team. Op deze manier gaat je lichaam natuurlijke pijnstilling (endorfines) aanmaken. Dit zorgt ervoor dat je de weeën beter aankan en maakt het comfortabeler voor je baby. Ook warmte en massage kunnen verlichting bieden. Zo is er in elke verloskamer een bad aanwezig en massageolie. Dit zorgt voor betere ontspanning tussen de weeën door. Bovendien verlaagt het opvangen van je weeën in bad je kans op het nemen van een epidurale (2). Onze vroedvrouwen helpen je graag om tijdens de arbeid de meest comfortabele houding te vinden. In het filmpje op onze Instagrampagina @bevallen.in.sintvincentius kan je alvast wat inspiratie opdoen. Wil je graag een sneak peak van onze verloskamer, kijk dan ook zeker even bij onze hoogtepunten.

 

BRONNEN

1. Lawrence A, Lewis L, Hofmeyr G, Styles C. Maternal positions and mobility during first stage labour. Cochrane Database of Systematic Reviews, 2013(10). https://www.cochrane.org/CD003934/PREG_mothers-position-during-the-first-stage-of-labour

2. Cluett, E. R., Burns, E., & Cuthbert, A. (2018). Immersion in water during labour and birth. Cochrane Database of Systematic Reviews, 2018(5). https://www.cochrane.org/CD000111/PREG_immersion-water-labour-and-birth

Vitamine K

Vitamine K is een vetoplosbare vitamine die ons lichaam nodig heeft voor een goede bloedstolling. Bij kinderen en volwassenen wordt deze vitamine opgeslagen in de lever en deels aangemaakt door bepaalde darmbacteriën. Ook uit vette voeding kan vitamine K opgenomen worden in het lichaam.

Bij baby’s ligt dit anders. Tijdens je zwangerschap wordt er weinig vitamine K aan je baby doorgegeven via de placenta. Aangezien de lever van je baby nog onrijp is, kan de vitamine K daar niet optimaal opgeslagen worden en is de voorraad vitamine K bij de geboorte eerder beperkt. Bijkomend is de darminhoud van je kindje in de eerste dagen na de geboorte nog steriel waardoor er niet veel bacteriën aanwezig zijn om de omzetting tot vitamine K te laten gebeuren. Een natuurlijke bevalling en het vertraagd afnavelen van de navelstreng kan er wel voor zorgen dat je baby meer vitamine K ter beschikking heeft na de geboorte.

Een vitamine K tekort kan leiden tot bloedingen ter hoogte van de maag, darm, huid … en hersenen. Hoewel de kans op een bloeding erg klein is, nemen we toch liever geen risico. U

UPDATE maart 2023

Informatie voor (toekomstige) ouders - Belgische consensus 2021

Vitamine K is belangrijk voor de bloedstolling. Bij een tekort is er risico op levensgevaarlijke bloedingen, zoals hersenbloedingen. Baby's kunnen pas vanaf de leeftijd van ongeveer 3 maanden zelf voldoende vitamine K aanmaken. 

De internationale en ook Belgische aanbeveling is om aan elke baby kort na de geboorte één keer vitamine K intramusculair (IM) (prikje in een spier van het bovenbeen) te geven. Deze toediening van een zeer klein volume (slechts 0,1ml) biedt de meest efficiënte en beste bescherming. 

De gynaecoloog of vroedvrouw zal op de prenatale consultatie of in het verloskwartier toelichten dat dit de standaard werkwijze is. 

Indien je niet akkoord gaat met deze inspuiting, kan vitamine K na de geboorte ook oraal (via de mond) gegeven worden. Als je kindje borstvoeding krijgt, moet je daarna wekelijks 1 ampul vitamine K toedienen tot je kindje 10 weken oud is. Deze ampullen moeten voorgeschreven worden door een arts. Kunstvoeding (of flesvoeding) bevat voldoende vitamine K en als je kindje meer dan de helft kuntstvoeding krijgt, hoef je dus geen nabehandeling meer te geven.

BRONNEN:

De Ronne, N., Alliet, P., & Van Winckel, M. (2008, 13 oktober). Vitamine K suppletie. Kind en Gezin. Geraadpleegd op 24 november 2021, van https://www.kindengezin.be/sites/default/files/2021-05/vitamine-k-suppletie.pdf 

Ontwikkelingsgerichte zorg

"There is no such thing as a baby, there is always a baby and someone else." (D. W. Winnicott)

Zonder moeder geen baby. Geen baby zonder moeder. Ze hangen onlosmakelijk aan elkaar. Tijdens de zwangerschap echt letterlijk, maar ook in de jaren daarna is hun relatie enorm belangrijk. Een pasgeborene kan al veel, toch zijn de hersenen maar voor 60% ontwikkeld. In het eerste levensjaar van je baby worden de hersenen zo’n 3 keer groter. We willen dan ook graag dat die ontwikkeling gebeurt in goede omstandigheden. Je baby communiceert misschien nog niet met woorden, maar zijn lichaamstaal kan ons heel veel vertellen over hoe je baby zich voelt.

Wat kan je observeren bij je baby als hij ontspannen is?

  • rustige, regelmatige ademhaling
  • oogcontact met jou, rustig rondkijken
  • roze huidskleur
  • handjes aan de wang, handen en voeten die naar elkaar toegebracht worden
  • naar je vinger grijpen
  • rustig slaappatroon

Stress heeft een grote invloed over hoe de hersenen zich verder ontwikkelen. Een kleine portie stress kan voordelen hebben, maar een grote portie kan dan weer nadelig zijn. Iets waar onze vroedvrouwen graag rekening mee houden. Niet alleen op de verloskamer en materniteit, maar nog meer op onze neonatologie.
Als ouder reageren op tekenen van stress zorgt ervoor dat het stressniveau bij je baby snel zal dalen en zo reguleert je baby zich samen met jou.

Hoe kan je reageren op de lichaamstaal van je baby bij stresssignalen?

  • met huid-op-huidcontact; dat heeft een groot stressverlagend effect op je baby, hoe langer, hoe beter
  • breng je baby in "rust" door begrenzing te geven: handjes en voeten naar elkaar toebrengen door vb. zijlig
  • praat, zing … zachtjes met je baby
  • vermijd externe stressfactoren zoals fel licht of geluid

Op onze neonatologie hebben we hier extra aandacht voor. Wanneer de baby niet huid-op-huid bij de ouders ligt, gebruiken we in het bed/couveuse een Zaky-hand, een inktvisje om naar te grijpen en installeren we de baby vaker op de zij om begrenzing te geven.
 

BRON:

FINE staat voor family and infant neuro-developmental education. Meer informatie hierover kan je hier vinden op de pagina van de federale overheid.

Uitkloppen van de navelstreng

Tijdens de zwangerschap heeft de navelstreng de belangrijke functie om voedingstoffen en zuurstof vanuit de moederkoek tot bij je kindje te transporteren. Maar ook na de bevalling gaat dat wonderlijke proces nog even door. De bloedvaten in de navelstreng blijven namelijk nog enkele minuten kloppen. Hoe lang dit duurt, is steeds verschillend. Je kan zelf aan de navelstreng voelen wanneer hij stopt met kloppen en ook zien dat hij dan witter wordt. De Wereldgezondheidsorganisatie raadt aan om minstens 1 minuut te wachten alvorens de navelstreng door te knippen.

Door daarmee te wachten, stroomt er namelijk nog extra bloed naar je kindje. Wetenschappelijk onderzoek toonde aan dat dit heel wat voordelen heeft. Zo zorgt het voor meer rode bloedcellen, die belangrijk zijn voor een goed zuurstoftransport in het lichaam. Ook krijgt je kindje bij het uitkloppen van de navelstreng meer ijzer, waardoor de kans op ijzertekort op de leeftijd van zes maanden lager is. Dat is goed nieuws, want ijzer speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het zenuwstelsel en de hersenen. Uit studies blijkt dat kinderen waarbij drie minuten gewacht werd met afnavelen, op de leeftijd van vier jaar een betere fijne motoriek en sociale vaardigheden hebben. Daarnaast zorgt het uitkloppen van de navelstreng voor de overdracht van meer stamcellen. Dat zijn heel waardevolle cellen waaruit verschillende lichaamscellen kunnen ontstaan naargelang de noden van je kindje.

Omwille van die voordelen kiezen we er als team voor om, op voorwaarde dat je kindje een goede start maakt, de navelstreng steeds te laten uitkloppen. Ook bij een keizersnede of een premature geboorte. Voor te vroeg geboren kindjes heeft extra navelstrengbloed namelijk nog meer voordelen. Zo toonden onderzoeken aan dat dit zorgt voor minder hersenbloedingen, minder NEC (het afsterven van stukjes van de darmen) en minder kans op een laattijdige bloedvergiftiging. Daarnaast was er bij deze prematuurtjes minder nood aan bloedtransfusies en mechanische beademing. Redenen genoeg dus om laattijdig afnavelen te beschouwen als essentiële geboortezorg.

 

BRONNEN:

Mercer, J. S., Erickson-Owens, D. A., Collins, J., Barcelos, M. O., Parker, A. B., & Padbury, J. F. (2016). Effects of delayed cord clamping on residual placental blood volume, hemoglobin and bilirubin levels in term infants: a randomized controlled trial. Journal of Perinatology, 37(3), 260–264. https://www.nature.com/articles/jp2016222   

WHO. (2014). Guideline: Delayed umbilical cord clamping for improved maternal and infant health and nutrition outcomes. Geneva: World Health Organization; 2014.

ACOG. (2020). Delayed Umbilical Cord Clamping After Birth. Obstetrics & Gynecology, 136(6), e100–e106. https://journals.lww.com/greenjournal/Fulltext/2020/12000/Delayed_Umbilical_Cord_Clamping_After_Birth__ACOG.37.aspx 

Andersson, O., Lindquist, B., Lindgren, M., Stjernqvist, K., Domellöf, M., & Hellström-Westas, L. (2015). Effect of Delayed Cord Clamping on Neurodevelopment at 4 Years of Age. JAMA Pediatrics, 169(7), 631. https://jamanetwork.com/journals/jamapediatrics/fullarticle/2296145  

Knippen of scheuren?

Er is de afgelopen jaren heel wat onderzoek gebeurd dat naging of het plaatsen van een knip (ook episiotomie genoemd) voordelen had. Dit blijkt niet zo te zijn (1,2,3,4). Zo beschermt een knip niet tegen het dieper inscheuren van het perineum (het stukje weefsel tussen vagina en aars) (1,2,3,4). Daarnaast geneest het niet beter dan een scheurtje. Integendeel; vrouwen met een knip blijken de eerste drie weken na de bevalling juist meer pijn te ervaren (2,3,4).

Internationale richtlijnen en de Wereldgezondheidsorganisatie geven daarom ook duidelijk aan dat het standaard plaatsen van een episiotomie afgeraden is (4,5,6). Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan een knip eventueel zinvol zijn. Bijvoorbeeld als je baby in nood is en de bevalling daarom bespoedigd moet worden. Ook bij een kunstverlossing, moeilijke geboorte van de schouders, of bij vrouwen die besneden zijn, kan het plaatsen van een episiotomie overwogen worden. (1,2,3,5) Onderzoeken besluiten dat het aan de begeleidende zorgverlener is om een juiste inschatting te maken. Hierbij moet hij/zij afwegen of in deze specifieke situaties het vergroten van de geboorte-uitgang door middel van knip om moeder of kind te helpen, opweegt tegen de nadelen ervan (2,3). Verder onderzoek hierover is noodzakelijk (1,2,3).

Ondanks deze duidelijke aanbevelingen om geen standaard knip te plaatsen, gebeurt dit in de praktijk nog erg vaak. Zo toonde een recente studie dat België het hoogste percentage episiotomieën heeft ten opzichte van 13 andere hoge-inkomenslanden (7).
In 2020 kreeg 29,4% van de Vlaamse vrouwen een knip. Bij de Vlaamse vrouwen die bevielen van hun eerste kindje was dit zelfs 44,2%. Het meest opvallende aan deze cijfers is dat deze erg verschillen van ziekenhuis tot ziekenhuis (8).

Als moeder- en babyvriendelijk ziekenhuis kiezen we ervoor om geen handelingen te stellen die niet medisch geïndiceerd zijn. Dit geldt ook voor de knip.

 

BRONNEN

1. Jiang, H., Qian, X., Carroli, G., & Garner, P. (2017). Selective versus routine use of episiotomy for vaginal birth. Cochrane Database of Systematic Reviews, 2017(2). https://www.cochranelibrary.com/cdsr/doi/10.1002/14651858.CD000081.pub3/full

2. Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. (2018). KNOV - Factsheet episiotomie. KNOV. Geraadpleegd op 13 januari 2022, van https://www.knov.nl/kennis-en-scholing/vakkennis-en-wetenschap/vakkennis?componentid=5308425&title=Episiotomie

3. Berkowitz, L. R., & Foust-Wright, C. E. (2020). Approach to episiotomy. UpToDate. Geraadpleegd op 13 januari 2022, van https://www.uptodate.com/contents/approach-to-episiotomy

4. International Childbirth Education Association (ICEA). (2020, januari). Episiotomy. https://icea.org/wp-content/uploads/2020/01/ICEA-Position-Paper-Episiotomy-PP.pdf

5. National Institute for health and care excellence. (2017). Intrapartum care for healthy women and babies. (Clinical guideline NO.190). Geraadpleegd van  https://www.nice.org.uk/guidance/cg190/resources/intrapartum-care-for-healthy-women-and-babies-pdf-35109866447557

6. World Health Organization. (2018). Intrapartum care for a positive childbirth experience. Geraadpleegd van https://apps.who.int/iris/bitstream/handle/10665/272447/WHO-RHR-18.12-eng.pdf

7. Seijmonsbergen-Schermers, A. E., Van den Akker, T., Rydahl, E., Beeckman, K., Bogaerts, A., Binfa, L., Frith, L., Gross, M. M., Misselwitz, B., Hálfdánsdóttir, B., Daly, D., Corcoran, P., Calleja-Agius, J., Calleja, N., Gatt, M., Vika Nilsen, A. B., Declercq, E., Gissler, M., Heino, A., De Jonge, A. (2020). Variations in use of childbirth interventions in 13 high-income countries: A multinational cross-sectional study. PLOS Medicine, 17(5), e1003103. https://journals.plos.org/plosmedicine/article?id=10.1371/journal.pmed.1003103

8. Devlieger, R., Goemaes, R., Laubach, M. Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE). (2022, januari). Perinatale gezondheid in Vlaanderen Jaar 2020. https://www.zorg-en-gezondheid.be/sites/default/files/atoms/files/Jaarrrapport%20Studiecentrum%20voor%20Perinatale%20Epidemiologie%202020.pdf

Vaginaal bevallen na keizersnede

“Bij mijn vorig kindje was er een keizersnede nodig, kan ik nu vaginaal bevallen?” Het is een vraag dit steeds meer voorkomt. Dit komt ook omdat het aantal keizersnedes (sectio’s) in Vlaanderen de laatste decennia sterk is gestegen. Van 9,0% in 1987 naar 21,9% in 2020. Hierdoor zijn er steeds meer zwangere vrouwen met een sectio in de voorgeschiedenis.

Als je een keizersnede hebt gehad en je bent opnieuw zwanger, heb je twee opties. Een geplande keizersnede (“repeat sectio”), of een proefarbeid die ook wel “TOLAC” wordt genoemd (Trial Of Labour After Cesarean). De risico’s van een repeat sectio moeten afgewogen worden tegen de risico’s van een proefarbeid. Hoe meer keizersnedes er uitgevoerd worden, hoe groter immers de kans op problemen met de placenta, zoals een placenta die te laag ligt of die in de baarmoederspier groeit, of het plots loslaten van de placenta. Ook een zwangerschap die zich in het litteken nestelt kan voorkomen. Anderzijds is het bij een proefarbeid steeds mogelijk dat er beslist moet worden tot een spoedkeizersnede en is er een (laag) risico (0,5%-1,0%) op het ontstaan van een scheur in het litteken van de baarmoeder (“uterusruptuur”). Het risico voor je kindje is vergelijkbaar met het risico tijdens een (vaginale) bevalling van een eerste kindje. Algemeen is het risico op ernstige complicaties in volgende zwangerschappen hoger na een repeat sectio dan na een VBAC.

In Vlaanderen bevalt iets meer dan 30% van de vrouwen met een sectio in de voorgeschiedenis nadien vaginaal. Als je als zwangere met een littekenbaarmoeder de toelating krijgt voor een proefarbeid, is de kans dat je daadwerkelijk vaginaal bevalt 67,2%. Een vaginale bevalling na keizersnede noemen we een VBAC (Vaginal Birth After Cesarean).

Elke TOLAC/VBAC moet in een ziekenhuis gebeuren (waar zo nodig een spoedkeizersnede kan worden uitgevoerd) bij een ervaren team. Ons team in GZA Ziekenhuizen campus Sint-Vincentius heeft hier veel ervaring mee en we zien hier zelf ook mooie resultaten. In de arbeid moet de hartslag van je kindje wel continu gemonitord worden maar hiervoor gebruiken we draadloze monitors zodat je vrij kan blijven bewegen. Je kan zelf kiezen of je een epidurale verdoving wenst of niet, zoals bij een “gewone” vaginale bevalling. Als je opnieuw zwanger bent na een eerdere keizersnede, kan je steeds met één van onze gynaecologen bespreken of je in aanmerking komt voor een TOLAC/VBAC.

 

BRONNEN:

1. Centraal Bureau voor de Statistiek. Nederland in 2007. Den Haag: Centraal Bureau voor de statistiek, 2007: 166.

2. Stichting Perinatale Registratie Nederland. Perinatale zorg in Nederland 2007. Utrecht: Stichting Perinatale Registratie Nederland, 2009: 58.

3. Biswas A. Management of previous cesarean section. Curr Opin Obstet Gynecol 2003; 15: 123-29.

4. Flamm BL. Vaginal birth after cesarean: what's new in the new millennium? Curr Opin Obstet Gynecol 2002; 12: 595-99.

5. Guise JM, Berlin M, McDonagh M, Osterweil P, Chan B, Helfand M. Safety of vaginal birth after cesarean: A systematic review. Obstet Gynecol 2004; 103: 420-429.

6. Kramer HMC, Kwee A, Bremer HA. Eens een sectio, altijd een sectio? Individuele afwegingen voor de wijze van bevallen na een eerdere sectio caesarea. Ned tijdschr Geneesk 2009; 153: 136-41.

7. Royal College of Obstetricians and Gynaecologists. Birth after previous caesarean birth. Green-top Guideline Number 45. London: RCOG Press; 2007.

8. Landon MB, Hauth JC, Leveno KJ, Spong CY, Leindecker S, Varner MW, et al. Maternal and perinatal outcomes associated with a trial of labor after prior cesarean delivery. N Engl J Med 2004; 351: 2581-89.

9. Landon MB, Leindecker S, Spong CY, Hauth JC, Bloom S, Verner MW, et al. The MFMU cesarean registry: factors affecting the success of trial of labor after previous cesarean delivery. Am J Obstet Gynecol. 2005; 193: 1016-23.

10. Tita ATN, Landon MB, Spong CY, Lai Y, Leveno KJ, Varner MW, et al. Timing of elective repeat cesarean delivery at term and neonatal outcomes. NEJM 2009; 360: 111-20.

11. Durnwald CP, Rouse DJ, Leveno KJ, Spong CY MacPherson C, Varner MW, et al. The maternal-fetal medicine units caesarean registry: safety and efficacy of a trial of labor in preterm pregnancy after a prior cesarean delivery. Am J Obstet Gynecol 2005; 193: 135-40.

12. Varner MD, Leindecker S, Spong CY, Moawad AH, Hauth JC, Landon MB, et al. The maternal-fetal medicine units caesarean registry: trial of labor with a twin gestation. Am J Obstet Gynecol 2005; 193: 135-40.

13. Peaceman AM, Gersnoviez R, Landon MB, Spong CY, Leveno KJ, Varner MD, et al. The MFMU caesarean registry: the impact of fetal size on trial of labor success for patients with previous cesarean for dystocia. Am J Obstet Gynecol 2006; 195: 1127-31.

14. Kwee A, Bots ML, Visser GHA, Bruinse HW. Obstetric management and outcome of pregnancy in women with a history of caesarean section in the Netherlands. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2007; 132: 171-76.

15. Kwee A, Bots ML, Visser GHA, Bruinse HW. Uterine rupture and its complications in the Netherlands: A prospective study. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2006; 128: 257-61.

16. Zwart JJ, Richters JM, Ory F, Vries de JIP, Bloemenkamp KWM, Roosmalen van J. Uterine rupture in the Netherlands: a nationwide population based cohort study. BJOG 2009; 116: 1069-78.

17. Yang Q, Wen SW, Oppenheimer L, Chen XK, Black D, Gao J, et al. Association of caesarean delivery for first birth with placenta praevia and placental abruption in second pregnancy. BJOG 2007; 114: 609-13.

18. Kwee A, Bots ML, Visser GHA, Bruinse HW. Emergency peripartum hysterectomy: a prospective study in The Netherlands. Eur J Obstet Gynecol Reprod Med 2006; 124: 187-92.

19. Miller DA, Chollet JA, Goodwin TM. Clinical risk factors for placenta previa -placenta accreta. Am J Obstet Gynecol 1997; 177: 210-14.

20. Silver RM, Landon MB, Rouse DJ, et al. Maternal morbidity associated with multiple repeat cesarean deliveries. Obstet Gynecol 2006; 107: 1226-32.

21. Clark SL, Koonings PP, Phelan JP. Placenta previa/accreta in prior cesarean section. Obstet Gynecol 1985; 66: 89-62.

22. UstaI IM, Hobeika EM, Abu Musa AA, et al Placenta previa-accreta: Risk factors and complications. Obstet & Gynecol 2005; 193: 1045-49.

23. Ash A, Smith A, Maxwell D. Caesarean scar pregnancy. BJOG 2007; 114: 253-63.

24. Lydon Rochelle M, Holt VL, Easterling TR, Martin DP. Firts-birth cesarean and placental abruption or previa at second birth. Obstet Gynecol 2001; 97: 765-69.

25. Smith GCD, Pell JP, Cameron AD, Dobbie R. Risk of perinatal death associated with labor after previous cesarean delivery in uncomplicated term pregnancies. JAMA 2002; 287: 2684-90.

26. Bahtiyar MO, Julien S, Robinson JN, Lumey L, Zybert P, Copel JA, Lockwood CJ, Norwitz ER. Prior cesarean delivery is not associated with an increased risk of stillbirth in a subsequent pregnancy: Analysis of U.S.perinatal mortality data, 1995-1997. AJOG 2006; 195: 1373-8. NVOG - Zwangerschap en bevalling na een voorgaande sectio caesarea (1.0) - 04-06-2010 9

27. Gray R, Quigley MA, Kurinczuk JJ, Goldacre M, Brocklehurst P. Caesarean delivery and risk of stillbirth in subsequent pregnancy: a retrospective cohort study in an English population. BJOG 2007; 114: 264-70.

28. Wood SL, Chen S, Ross S, Suave R. The risk of unexplained antepartum stillbirth in second pregnancies following caesarean section in the first pregnancy. BJOG 2008; 115: 726-31.

29. Rozenberg P. goffinet F, Philippe HJ, Nissand I. Ultrasonographic measurement of lower uterine segment to assess risk of defects of scarred uterus. Lancet 1996;347:281-4.

30. Bujold E, Jastrow N, Simoneau J, brunet S, Gauthier RJ. Prediction of complete uterine rupture by sonographic evaluation of the lower uterine segment. Am J Obstet Gynecol 2009;201:320.

31. Martins WP, Barra DA, Gallarreta FM, Nastri CO, Filho FM. Lower uterine segment thickness measurement in pregnant women with previous cesarean section: reliability analysis using two- end three-dimensional transabdominal and transvaginal ultrasound. Ultrasound Obstet Gynecol 2009;33:301-6.

32. Jansen AJG, Duvekot JJ, Hop WCJ, Essink-Bot ML, Beckers EAM, Karsdorp VHM, et al. New Insights into fatique and health-related quality of life after delivery. Acta Obstet Gynecol 2007; 86: 579-584.

33. Declerq E, Barger M, Cabral HJ, Evans SR, Kotelchuck M, Simon C, et al. Maternal outcomes associated with planned primary cesarean births compared with planned vaginal births. Obstet Gynecol 2007; 109: 669-77.

34. Hannah ME, Whyte H, Hannah WJ, Hewson S, Amankwah K, Cheng M. Maternal outcomes at 2 years after planned caesarean section versus planned vaginal birth for breech presentation at term: the international randomized term breech trial. AJOG 2004; 191: 917-27.

35. Wen SH, Rusen ID, Walker M, Liston R, Kramer MS, Baskett T, Heaman M, Liu S. Comparison of maternal mortality and morbidity between trial of labor and elective cesarean section among women with previous cesarean delivery. AJOG 2004; 191: 1263-69.

36. Rossi AC, D'Addario V. Maternal morbidity following a trial of labor after cesarean section vs elective repeat sesarean delivery: a systematic review with metaanalysis. AJOG 2008; 199: 224-31.

37. Turner MJ Uterine rupture. Best Prac Res Clin Obstet Gynecol 2005; 19: 117-30.

38. Guise JM. Evidence-based vaginal birth after Caesarean section. Best Pract Research Clin Obstet Gynaecol 2005; 19: 117-30.

39. Elkousy MA, Sammel M, Stevens E, Peipert JF, Macones G. The effect of birth weight on vaginal birth after cesarean delivery success rates. Am J Obstet Gynecol 2003; 188: 824-30.

40. Bujold E, Mehta SH, Bujold C, Gauthier RJ. Interdelivery interval and uterine rupture. Am J Obstet Gynecol 2002; 187: 1199-1202.

41. Esposito MA, Menihan CA, Malee MP. Association of interpregnancy inteval with uterine scar failure in labor: a case-control study. Am J Obstet Gynecol 2000: 183: 1180-83.

42. Shipp TD, Zelop CM, Repke JT, Cohen A, Lieberman E. Interdelivery interval and risk of symptomatic uterine rupture. Obstet Gynecol 2001; 97: 175-77.

43. Stamilio DM, DeFranco E, Pare E, odibo A, peipert JF, Allsworth JE, Stevens E, Macones GA. Short interpregnancy interval. Risk of uterine rupture and complications of vaginal birth after cesarean delivery. Obstet Gynecol 2007; 110: 1075-82.

44. Huang WH, Nakashima DK, Rumney PJ, Keegan KA, Chan K. Interdelivery interval and the success of vaginal birth after caesarean delivery. Obstet Gynecol 2002; 99: 41-44.

45. Ridgeway JJ, Weyrich DL, Benedetti TJ. Fetal heart rate changes associated with uterine rupture. Obstet Gynecol 2004; 103: 506-12.

46. Spaans WA, Sluijs MB, Van Roosmalen J, Bleker OP. Risk factors at caesarean section and failure of subsequent trial of labour. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2002;100:163-6.

47. Smith GC, White IR, Pell JP, Dobbie R. Predicting cesarean section and uterine rupture among women attempting vaginal birth after prior cesarean section. PLoS Med 2005; 2: epub252.

48. Grobman WA, Lai Y, Landon MB, Spong CY, Leveno KJ, Rouse DJ, et al. Development of a nomogram for prediction of vaginal birth after cesarean delivery. Obstet Gynecol 2007; 109: 806-12.

49. Srinivas SK, Stamilio DM, Stevens EJ, Odibo AO, Peipert JF, Macones GA. Predicting failure of a vaginal birth attempt after cesarean delivery. Obstet Gynecol 2007: 109: 800-05.

50. Hashima JN, Eden KB, Osterweil P, Nygren P, Guise JM. Predicting vaginal birth after cesarean delivery: A review of prognostic factors and screening tools. Am J Obstet Gynecol 2004: 190: 547-55.

51. Flamm BL, Geiger AM. Vaginal birth after cesarean delivery: an admission scoring system. Obstet Gynecol 1997; 90: 907-10.

52. Troyer LR, Parisi VM. Obstetric parameters affecting success in a trial of labor: designating of a scoring system. Am J Obstet Gynecol 1992; 167: 1099-1104.

53. Dinsmoor MJ, Brock EL. Predicting failed trial of labor after primary cesarean delivery. Obstetrics and Gynecology 2004; 103; 282-86.

54. Guise JM, McDonagh MS, Osterwell P, Nygren P, Chan BKS, Helfand M. Systematic review of the incidence and consequences of uterine rupture in women with a previous caesarean section. BMJ NVOG - Zwangerschap en bevalling na een voorgaande sectio caesarea (1.0) - 04-06-2010 10 2004; 329: 1-7.

55. Grobman WA, Lai Y, Landon MB, Spong CY, Leveno KJ, Rouse DJ, et al. Can a prediction model for vaginal birth after caesarean also predict the probability of morbidity related to a trial of labour. Am J Obstet Gynecol 2009; 200: 56.

56. Macones GA, Cahill AG, Stamilio DM, Odibo A, Peipert J, Stevens EJ. Can uterine rupture in patients attempting vaginal birth after cesarean delivery be predicted? Am J Obstet Gynecol 2006; 195: 1148-52.

57. Smith GCS, Pell JP, Dobbie R. Factors predisposing to perinatal death related to uterine rupture during attempted vaginal birth after caesarean section: retrospective cohort study. BMJ 2004; 329: 375-80.

58. Kayani SI, Alfirevic Z. Induction of labour with previous caesarean delivery: where do we stand? Curr Opin Obstet Gynecol 2006; 18: 636-41.

59. Cahill AG, Macones GA. Vaginal birth after cesarean delivery: Evidence-based practice. Clin Obstet Gynecol 2007; 50: 518-25.

60. Hamilton EF, Bujold E, McNamara H, Gauthier R, Platt RW. Dystocia among women with symptomatic uterine rupture. Am J Obstet Gynecol 2001; 184: 620-24.

61. Cahill AG, Waterman BM, Stamilio DM, Odibo AO, Allsworth JE, Evanoff B, Macones GA. Higher maximum doses of oxytocin are associated with an unacceptably high risk for uterine rupture in patients attempting vaginal birth after cesarean delivery.Am J Obstet Gynecol 2008 Jul; 199(1): 32.e1-5. Epub 2008 May 2.

62. Lydon-Rochelle M, Holt VL, Easterling TR, Martin DP. Risk of uterine rupture during labor among women with a prior cesarean delivery. N Engl J Med 2001; 345: 3-8.

63. American College of Obstetrics and Gynecology. Practice Bulletin Number 54: vaginal birth after previous cesarean. Obstet Gynecol 2004; 104: 203-12.

64. Society of Obstetricians and Gynaecologists of Canada. Guidelines for vaginal birth after previous caesarean birth. Int J Gynaecol Obstet 2005; 89: 319-31.

65. Ravasia DJ, Wood SL, Pollard JK. Uterine rupture during induced trial of labor among women with previous cesarean delivery. Am J Obstet Gynecol 2000; 183: 1176-79.

66. Ben-Aroya Z, Hallak M, Segal D, Friger M, Katz M, Mazor M. Ripening of the uterine cervix in a post-cesarean parturient: prostaglandin E2 versus Foley catheter. J Matern Fetal Neonatal Med 2002; 12: 42-45.

67. Bujold E, Blackwell SC, Gauthier RJ. Cervical ripening with transcervical foley catheter and the risk of uterine rupture. Obstet Gynecol 2004; 103: 18-23.

68. Hammond C. Recent advances in second-trimester abortion: an evidence-based review. Am J Obstet Gynecol 2009; 200: 347-56.

69. Goyal V. Uterine rupture in second-trimester misoprostol-induced abortion after cesarean delivery. A systematic review. Obstet Gynecol 2009; 113: 1117-23.

70. Arulkumaran S, Chua S, Ratnam SS. Symptoms and signs with scar rupture: value of uterine activity measurements. Aust N Z J Obstet Gynaecol 1992; 32: 208-12.

71. Rodriquez MH, Masaki DI, Phelan JP, Diaz FG. Uterine rupture: are intrauterine presurecatheters useful in the diagnosis. Am J Obstet Gynecol 1989; 161: 666-69.

72. Sakala EP, Kaye S, Murray RD, Munson IJ. Epidural analgesia. Effect on the likelihood of a successful trial of labor after caesarean section. J Reprod Med 1990: 35: 886-90.

73. Rowbottom SJ, Critchley LA, Gin T. Uterine rupture and epidural analgesia during trial of labour. Anaesthesia 1997; 52: 486-88.

74. Macones GA, Peipert J, Nelson DB, Odibo A, Stevens EJ, Stamilio DM, et al. Maternal complications with vaginal birth after cesarean delivery: A multicenter study. Am J Obstet Gynecol 2005; 193: 1656-62.

75. Allen VM, O'Connell CM, Liston RM, Baskett TF. Maternal morbidity associated with cesarean delivery without labor compared with spontaneous onset of labor at term. Obstet Gynecol 2003; 102: 477-82.

76. Chauhan SP, Martin JN, Henrichs CE, Morrison JC Magann E. Maternal and perinatal complications with uterine rupture in patients who attempted vaginal birth after cesarean delivery, review of the literature. Am J Obstet Gynecol 2003; 189: 408-17.

77. Graziosi GCM, Bakker CM, Brouwers HA, Bruinse HW. [Elective cesarean section is preferred after the completion of a minimum of 38 weeks of pregnancy.] Ned Tijdschr Geneeskd 1998; 142: 2300-03.

78. Lim AC, Kwee A, Bruinse HW. Pregnancy following uterine rupture: a report of 5 cases and a review of the literature. Obstet Gynecol Survey 2005; 60: 613-17

Vaginale stuitbevalling

Sommige baby’s liggen op het einde van de zwangerschap niet met hun hoofdje naar beneden, maar met hun poepje en/of voetjes. In 3 tot 5% van de zwangerschappen ligt de baby “in stuit”. Over de jaren heen heeft de stuitbevalling een negatieve reputatie opgebouwd, nadat in 2000 een grote studie bevestigde dat er meer risico was op problemen of overlijden van de baby (1). Er werd geconcludeerd dat een baby die in stuit lag, beter via keizersnede geboren kon worden. Daardoor stopten veel artsen met het uitvoeren van vaginale stuitbevallingen, uit angst voor problemen en rechtszaken. Jongere generaties gynaecologen zagen en deden geen stuitbevallingen meer in hun opleiding waardoor ze de broodnodige ervaring en kennis niet meer konden opdoen. De keizersnede werd de ‘veilige’ norm.

De laatste jaren is dit echter aan het veranderen. In meerdere landen komen gynaecologen op voor de stuitbevalling en proberen ze de soms onnodige keizersnedes te voorkomen (2,3). Nieuwe studies tonen dan ook aan dat een vaginale stuitbevalling volledig veilig kan verlopen, op voorwaarde dat patiënten vooraf goed gescreend worden (4,5). Enkel de patiënten waarbij alle criteria gunstig zijn, krijgen groen licht voor een natuurlijke bevalling. Een centrum in Frankfurt (Duitsland), waar jaarlijks 200 vaginale stuitbevallingen gebeuren, bevestigt dat een veilige stuitbevalling mogelijk is, bij deze uitgeselecteerde patiënten (5,6).

Na opleiding in dit centrum en onderlinge kennisoverdracht, hebben de gynaecologen van GZA Ziekenhuizen campus Sint-Vincentius daarom het initiatief genomen om in de toekomst een Stuitreferentiecentrum te worden voor de provincie Antwerpen. Ons team wordt goed opgeleid en getraind om elke patiënte met een baby in stuitligging te evalueren en adviseren of een vaginale bevalling al dan niet mogelijk is en geprobeerd kan worden.

Wat wil dit zeggen voor jou? Als je baby rond 35 weken zwangerschap in stuit ligt, bekijken onze gynaecologen tijdens de consultatie je situatie individueel, wegen alle risico’s, voor- en nadelen af en bespreken met jou de verschillende opties. Als alle voorwaarden gunstig zijn en jij/jullie volledig instemmen, kan je voluit gaan voor een natuurlijke bevalling.

 

BRONNEN

1. Hannah, M. E., Hannah, W. J., Hewson, S. A., Hodnett, E. D., Saigal, S., & Willan, A. R. (2000). Planned caesarean section versus planned vaginal birth for breech presentation at term: a randomised multicentre trial. The Lancet, 356(9239), 1375–1383. https://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S0140673600028403

2. Alarab, M., Regan, C., OʼConnell, M. P., Keane, D. P., OʼHerlihy, C., & Foley, M. E. (2004). Singleton Vaginal Breech Delivery at Term. Obstetrics & Gynecology, 103(3), 407–412. https://journals.lww.com/greenjournal/Abstract/2004/03000/Singleton_Vaginal_Breech_Delivery_at_Term__Still_a.2.aspx

3. Kotaska, A., Menticoglou, S., Gagnon, R., Gagnon, R., Farine, D., Basso, M., Bos, H., Delisle, M. F., Grabowska, K., Hudon, L., Menticoglou, S., Mundle, W., Murphy-Kaulbeck, L., Ouellet, A., Pressey, T., & Roggensack, A. (2009). Vaginal Delivery of Breech Presentation. Journal of Obstetrics and Gynaecology Canada, 31(6), 557–566. https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S1701216316342219?via%3Dihub

4. Sentilhes, L., Schmitz, T., Azria, E., Gallot, D., Ducarme, G., Korb, D., Mattuizzi, A., Parant, O., Sananès, N., Baumann, S., Rozenberg, P., Sénat, M. V., & Verspyck, E. (2020). Breech presentation: Clinical practice guidelines from the French College of Gynaecologists and Obstetricians (CNGOF). European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology, 252, 599–604. https://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S0301211520301494

5. Louwen, F., Daviss, B. A., Johnson, K. C., & Reitter, A. (2017). Does breech delivery in an upright position instead of on the back improve outcomes and avoid cesareans? International Journal of Gynecology & Obstetrics, 136(2), 151–161. https://obgyn.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/ijgo.12033

6. Jennewein, L., Kielland-Kaisen, U., Paul, B., Möllmann, C. J., Klemt, A. S., Schulze, S., Bock, N., Schaarschmidt, W., Brüggmann, D., & Louwen, F. (2018). Maternal and neonatal outcome after vaginal breech delivery at term of children weighing more or less than 3.8 kg: A FRABAT prospective cohort study. PLOS ONE, 13(8), e0202760. https://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0202760

7. Bogner, G., Strobl, M., Schausberger, C., Fischer, T., Reisenberger, K., & Jacobs, V. R. (2015). Breech delivery in the all fours position: a prospective observational comparative study with classic assistance. Journal of Perinatal Medicine, 43(6). https://www.degruyter.com/document/doi/10.1515/jpm-2014-0048/html

Vaginaal bevallen van een tweeling

Een zwangerschap van meer dan één baby is meestal een verrassing.

Bij een tweelingzwangerschap kan je in principe normaal vaginaal bevallen, tenzij er een medische indicatie is voor een keizersnede. In GZA ziekenhuizen campus Sint-Vincentius kan je bevallen van een tweeling vanaf 34 weken zwangerschap.

Tijdens je arbeid & bevalling neem je de houding aan die je zelf wenst zolang alles normaal verloopt.

Bij de bevalling zal eerst je 1ste baby geboren worden. Dit kan zowel in hoofd- als in stuitligging. Hierna controleert de gynaecoloog de ligging van de 2de baby met de echo, ook dit kan in hoofd- of stuitligging zijn. De 1ste baby ligt na de geboorte huid-op-huid bij jou tot baby 2 zich aankondigt. We willen graag weer je volledige aandacht om te persen en vragen daarom aan je (geboorte)partner om het huid-op-huidcontact met je 1ste baby over te nemen. Soms duurt het even voordat je persweeën opnieuw op gang komen. Eventueel worden dan de vliezen gebroken of wordt er via een infuus medicatie gegeven die de weeën stimuleert. Pas na de geboorte van je 2de kindje wordt de moederkoek geboren.

Verder worden bij een tweelingbevalling nog enkele voorzorgsmaatregelen getroffen om de bevalling zo goed en veilig mogelijk te laten verlopen:

  • Tijdens je arbeid word je van dichtbij opgevolgd en beluisteren we de hartslag van je baby’s via draadloze monitoring. Wanneer het niet lukt om de hartslag van beide kinderen uitwendig goed op te volgen, wordt er op het hoofdje van de eerste baby een elektrode geplaatst. Zo kunnen we beide hartslagen goed onderscheiden.
  • Er wordt een infuusslotje in je arm geplaatst om zo nodig snel een infuus met weeënopwekkers te kunnen starten.
  • Een epidurale verdoving wordt vaker aangeraden om zo nodig direct te kunnen ingrijpen en tot een keizersnede over te gaan. Het blijft je individuele keuze of je dit wenst of niet.  
  • Bij de geboorte van je baby’s is meer personeel aanwezig in je kamer dan bij een eenling. Zo is er per baby 1 vroedvrouw en zijn er ook kinderartsen aanwezig.
  • Baby’s jonger dan 36 weken of waarbij 1 of beide baby’s minder dan 2400g wegen verblijven na de geboorte met jou op de neonatologie-afdeling.
Perineummassage

Als je graag je perineum wilt voorbereiden op de bevalling is perineummassage een aanrader!
Je perineum is het stukje weefsel tussen je vagina en je aars. Het bestaat hoofdzakelijk uit spieren en huid. Deze regio moet tijdens je bevalling enorm oprekken en is hierdoor het meest kwetsbaar voor het ontstaan van scheurtjes. Je kan je perineum tijdens de zwangerschap al voorbereiden op deze oprekking door het regelmatig te masseren.  Onderzoek toonde aan dat als je hiermee start vanaf 34 weken zwangerschap en dit minimum 2 keer per week doet, je de kans op scheurtjes vermindert. Ook de kans dat een knip nodig zou zijn is kleiner als je perineummassage toepast en zelfs het persen zou minder lang duren. Daarnaast gaven vrouwen die zich op deze manier hadden voorbereid aan, dat ze na de bevalling minder pijn ervaarden ter hoogte van deze zone.

Genoeg redenen dus om het eens te proberen!
In het filmpje op onze Instagrampagina laat onze collega Karen zien hoe je dit nu concreet doet. Lees voor je er aan begint wel zeker even onze voorbereidingstips door:

  • Je start best vanaf 34 à 35 weken
  • Bespreek met je vroedvrouw of arts of het voor jou veilig is
  • Was eerst je handen en zorg voor korte nagels
  • Installeer jezelf in een comfortabele houding -> vb. een half zittend in bed met een kussen in je rug en opgetrokken knieën
  • Gebruik een natuurlijke olie (vb. amandel- of kokosolie)
  • Zorg dat je ontspannen bent -> neem bijvoorbeeld eerst een douche/bad en zorg dat je gsm op stil staat
  • Je kan jezelf masseren of je partner om hulp vragen
  • Het is normaal dat dit op het begin onaangenaam of vreemd aanvoelt maar het is niet de bedoeling dat het pijn doet
  • Je mag dit dagelijks doen, het effect is aangetoond vanaf 2x per week

BRONNEN:

Abdelhakim, A. M., Eldesouky, E., Elmagd, I. A., Mohammed, A., Farag, E. A., Mohammed, A. E., Hamam, K. M., Hussein, A. S., Ali, A. S., Keshta, N. H. A., Hamza, M., Samy, A., & Abdel-Latif, A. A. (2020). Antenatal perineal massage benefits in reducing perineal trauma and postpartum morbidities: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. International Urogynecology Journal, 31(9), 1735–1745. https://link.springer.com/article/10.1007%2Fs00192-020-04302-8

Beckmann, M. M., & Stock, O. M. (2013). Antenatal perineal massage for reducing perineal trauma. Cochrane Database of Systematic Reviews. https://www.cochranelibrary.com/cdsr/doi/10.1002/14651858.CD005123.pub3/full

Warmte op je perineum

Via bovenstaande link kan je lezen over perineummassage tijdens de zwangerschap als tip om de kans op scheurtjes te verkleinen.

Ook tijdens de bevalling bestaat hiervoor een goede techniek. Onderzoek toonde namelijk aan dat het aanbrengen van een nat en warm washandje/kompres op je vagina en perineum de kans op een scheur of knip verkleint (1,2). Daarnaast gaven de vrouwen waarbij dit werd toegepast aan dat ze minder pijn ervaarden (2). Deze voordelen kunnen verklaard worden door het feit dat de natte warmte zorgt voor een betere doorbloeding, meer ontspanning van de spieren en een grotere flexibiliteit van de huid in deze regio (1,2). Het aanbrengen van een warm washandje is dus een goed hulpmiddel en zal daarom door onze vroedvrouwen en gynaecologen worden aangeboden tijdens je bevalling. Concreet houdt dit in dat zij tijdens/tussen de persweeën door een warm kompres of washandje tegen je vagina/perineum zullen houden, als jij dit als aangenaam ervaart. Wat op dat moment verlichting biedt, is voor iedereen anders en jouw beleving blijft het belangrijkste. Geef dus zeker aan wat goed voelt en wat niet!

Wanneer je een stuk van je arbeid in bad doorbrengt of in bad bevalt gelden dezelfde voordelen ook. 
 

BRONNEN:

1. Magoga, G., Saccone, G., Al-Kouatly, H. B., Dahlen G, H., Thornton, C., Akbarzadeh, M., Ozcan, T., & Berghella, V. (2019). Warm perineal compresses during the second stage of labor for reducing perineal trauma: A meta-analysis. European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology, 240, 93–98. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/31238205/

2. Modoor, S., Fouly, H., & Rawas, H. (2021b). The effect of warm compresses on perineal tear and pain intensity during the second stage of labor: A randomized controlled trial. Belitung Nursing Journal, 7(3), 210–218. https://www.belitungraya.org/BRP/index.php/bnj/article/view/1452/367

Borstvoedingsprotocol voor zorgverleners

In bijlage vind je ons huidige borstvoedingsprotocol. Dit protocol werd voor het eerst opgemaakt voor het behalen van ons BFHI-label in 2006. Doorheen de jaren werd dit steeds up-to-date gehouden. De laatste revisie gebeurde in januari 2023.

Dit is een werkdocument voor de vroedvrouwen & andere zorgverleners van GZA ziekenhuizen campus Sint-Vincentius werkzaam op onze diensten. 

Borstvoedingsprotocol versie 2023.pdf