Ziekten en symptomen: Baarmoederhalskanker

Wat is baarmoederhalskanker

Baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom) is kanker van de baarmoederhals – het onderste deel van de baarmoeder.

Bij baarmoederhalskanker begint de ongeremde celdeling meestal in het slijmvlies van de baarmoederhals, als gevolg van een HPV (humaan papillomavirus). Dat proces duurt meerdere jaren. De baarmoederhals wordt nagekeken via een inwendig onderzoek (uitstrijkje of pap-test). Bij een normaal resultaat is het voldoende om dat eenmaal per 3 jaar te herhalen.

Met een uitstrijkje kunnen we baarmoederhalskanker in een voorstadium ontdekken. Je hebt dan (nog) geen kanker. In veel gevallen geneest het voorstadium spontaan. Als de aandoening niet zelf geneest of niet behandeld is in het voorstadium, kan een kwaadaardig gezwel (tumor) ontstaan. Kwaadaardig betekent dat:

  • de kankercellen door het slijmvlies van de baarmoederhals heen kunnen groeien;
  • de kanker zich in het lichaam kan verspreiden via bloed en lymfevaten (uitzaaien).

Baarmoederhalskanker mag niet worden verward met baarmoederkanker (Endometriumcarcinoom). Zowel het ziekteverloop als de behandeling van beide ziekten zijn verschillend.

Hoe ontstaat baarmoederhalskanker

In bijna alle gevallen onstaat baarmoederhalskanker als gevolg van een infectie met het humaan papillomavirus (HPV). 

  • Bij het ontstaan van baarmoederhalskanker speelt een virus, het humaan papillomavirus (HPV), een zeer belangrijke rol. Dat virus kan tijdens seksueel contact worden overgebracht. Ongeveer 80 % van de vrouwen krijgt ooit tijdens haar seksueel actieve leven een HPV-infectie. Meestal ruimt het eigen afweersysteem van het lichaam het virus op, maar soms ontsnapt het virus daaraan. Dan kan het de cellen van de baarmoederhals op zo'n manier veranderen dat het leidt tot baarmoederhalskanker. Er bestaan ongeveer 100 typen van het virus. 
  • Vrouwen die blootgesteld zijn geweest aan DES hebben een verhoogd risico op een niet-HPV-gerelateerd cervixcarcinoom. 
  • Roken belemmert het afweersysteem bij het opruimen van HPV en is daarmee een risicofactor voor het ontwikkelen van baarmoederhalskanker. 
  • Bij baarmoederhalskanker speelt erfelijke aanleg geen rol.

Voorkomen

Elke vrouw kan baarmoederhalskanker krijgen, maar gelukkig is die kans klein. Per jaar krijgen ongeveer 800 vrouwen te horen dat ze baarmoederhalskanker hebben.

Symptomen

De meest voorkomende symptomen van baarmoederhalskanker:

  • bloedverlies tussen de regels, na de menopauze of na seksuele betrekkingen;
  • soms ook pijnloos witverlies.

Die klachten kunnen bovendien ook voorkomen bij andere aandoeningen dan bij baarmoederhalskanker. Als je die klachten langer dan enkele weken hebt, kan je het best naar je huisarts of gynaecoloog gaan.

Onderzoek en diagnose

Om vast te stellen of je baarmoederhalskanker hebt, kan de gynaecoloog een of meerdere onderzoeken doen:

  • uitstrijkje;
  • vaginaal onderzoek;
  • colposcopie;
  • biopsie.

Je kan de volgende vervolgonderzoeken krijgen:

Behandeling

Je kan de volgende behandelingen krijgen:

Voorstadia van baarmoederhalskanker kunnen meestal behandeld worden zonder de baarmoeder zelf te verwijderen. Er wordt dan enkel een oppervlakkig stukje van de baarmoederhals verwijderd. Die operatie heet “conisatie”. 

In een verder gevorderd stadium is een radicale hysterectomie, vroeger ook Wertheimoperatie genoemd, nodig en worden meestal ook enkele klieren in het bekken verwijderd. De baarmoeder wordt dan verwijderd, evenals het bovenste deel van de vagina en een groot deel van het omringende steunweefsel. Het verwijderen van de lymfeklieren dient om na te gaan of er al kankercellen via het lymfesysteem zijn verspreid. In veel gevallen volstaat het om enkel de belangrijkste klieren (sentinelklieren) te verwijderen voor verder onderzoek. 

Een operatie is niet bij alle baarmoederhalskankers aangewezen. In sommige gevallen is een combinatie van bestraling (radiotherapie) en chemotherapie meer geschikt. Je arts kan je uitleggen welke behandeling in jouw situatie aangewezen is. 

Alle patiënten met baarmoederhalskanker worden multidisciplinair besproken. Dat wil zeggen dat een heel team van artsen, verpleegkundigen en psychologen samenzit om elke patiënt individueel te bespreken om zo het optimale behandelingsplan op te stellen. Die vergadering vindt tweemaal per week plaats. Zowel voor als na een eventuele operatie wordt uitgebreid overlegd, rekening houdend met de karakteristieken van de kanker alsook de gezondheidstoestand van de patiënt in kwestie.

Nevenwerkingen van behandeling

Gezien de baarmoederhals in het klein bekken ligt en omgeven is door verschillende andere organen (blaas, darm, bloedvaten, zenuwen …) is schade door een operatie of bestraling aan die omliggende organen mogelijk. Meestal zullen de ongemakken van de beschadiging vanzelf verdwijnen. 

Een van de mogelijke nevenwerkingen van bestraling is dat er een vernauwing van de vagina optreedt die soms lange tijd na een behandeling kan ontstaan. Die vernauwing geeft vaak slechts beperkte klachten, maar kan toch vervelend zijn bij seksueel contact of tijdens opvolgonderzoeken. Sinds enige tijd zijn wij als een van de grootste oncologische centra gestart met een begeleidingstraject voor patiënten bij wie een vernauwing optreedt. Dat gebeurt door middel van dilataties en wordt begeleid door een team van psychologen die daarover de nodige uitleg kunnen verschaffen.

Ons team

  • dr. Luc Verkinderen, oncologisch gynaecoloog
  • dr. Jan Hauspy, oncologisch gynaecoloog
  • dr. Sabine Vanderkam, radiotherapeut-oncoloog
  • dr. Reinhilde Weytjens, radiotherapeut-oncoloog
  • dr. Ines Joye, radiotherapeut-oncoloog
  • dr. Luc Dirix, medisch oncoloog
  • dr. Annemie Prové, medisch oncoloog
  • dr. Tom Van den Mooter, medisch oncoloog