Ziekten en symptomen: Lymfomen (of lymfeklierkanker)

Een lymfoom is een kanker die zich ontwikkelt uit bepaalde witte bloedcellen, de lymfocyten, die een rol spelen in de verdediging van ons lichaam tegen ziektes en infecties. Ze circuleren in een netwerk dat bestaat uit klierstructuren, beenmerg, milt en bloed. Dat netwerk noemen we het lymfesysteem.

Als er abnormale lymfocyten worden aangemaakt, hopen die zich op en vormen ze uiteindelijk een lymfoom (een tumor) in de lymfeweefsels.

Een lymfoom verschijnt eerst op een welbepaalde plaats, gewoonlijk een lymfeklier. In zeldzame gevallen kan ze ergens anders in het lymfesysteem ontluiken: in de milt, de lever of het beenmerg. De lymfevaten vervoeren de kankercellen naar de andere lymfeklieren, en de cellen kunnen uiteindelijk ook in het bloed terechtkomen en zich over het hele lichaam verspreiden.

Er bestaan veel types lymfomen, die worden ondergebracht in twee grote groepen: Hodgkinlymfomen en Non-Hodgkinlymfomen.

Hodgkinlymfoom (ziekte van Hodgkin)

De ziekte van Hodgkin is relatief zeldzaam. In België worden jaarlijks zo'n 300 nieuwe gevallen geregistreerd.

De kanker komt relatief vaak voor bij personen tussen 20 en 35 jaar.

De oorzaak ervan is niet bekend, maar erfelijkheid speelt alvast geen doorslaggevende rol.

Symptomen

Gezwollen lymfeklier(en): het eerste teken van de ziekte van Hodgkin is meestal een gemakkelijk voelbare zwelling van een of meerdere lymfeklieren in de hals, de oksel of - zeldzamer - de lies. Gewoonlijk zijn die zwellingen niet pijnlijk. Bij uitbreiding van de ziekte kan vermagering, koorts of transpiratie ontstaan. Afhankelijk van de plaats van het gezwel zijn er nog specifieke klachten mogelijk, zoals kortademigheid door luchtweg- of longcompressie en vermoeidheid door bloedarmoede.

Onderzoeken en diagnose

Naast een goed lichamelijk onderzoek en een bloedname zullen we de uitgebreidheid van de ziekte en de aard van het lymfoom achterhalen. Daarvoor gebruiken we meestal CT-scans of PET/CT-scans.

Verder is een biopsie met een microscopisch onderzoek van een verdachte lymfeklier noodzakelijk om precies te bepalen om wat voor soort lymfoom het gaat.

Behandeling

  • Chemotherapie: Patiënten met Hodgkinlymfoom krijgen meestal meerdere chemokuren. De behandeling is gewoonlijk gespreid over 12 tot 24 weken. 
  • Radiotherapie: De chemotherapie wordt vaak gevolgd door een radiotherapie op de plaatsen waar de ziekte zit. 
  • Stamceltransplantatie: Meestal is het Hodgkinlymfoom goed geneesbaar. In het geval van een herval kunnen we met een nieuwe behandeling en stamceltransplantatie toch nog genezing bekomen.

Non-Hodgekinlymfoom

Dit soort lymfoom is de meest voorkomende vorm. Hij wordt onderverdeeld in tientallen verschillende types, maar qua groeisnelheid slechts in twee groepenindolente lymfomen (met een trage evolutie) en agressieve lymfomen (met een snelle evolutie).

In België worden elk jaar bijna 2 000 nieuwe gevallen van non-Hodgkinlymfomen geteld. De voorbije 25 jaar zijn ze in aantal sterk gestegen.

De oorzaken van non-Hodgkinlymfoom zijn nog niet precies gekend. Erfelijkheid speelt blijkbaar geen grote rol. Er is wel geweten dat het risico vooral toeneemt met de leeftijd en in geval van bestaande immuniteitsstoornissen.

Symptomen

Gezwollen lymfeklier(en): het eerste teken van de ziekte van non-Hodgkinlymfoom is meestal een gemakkelijk voelbare zwelling van een of meerdere lymfeklieren in de hals, de oksel of - zeldzamer - de lies. Gewoonlijk zijn die zwellingen niet pijnlijk. 

Bij uitbreiding van de ziekte kan vermagering, koorts of transpiratie ontstaan. Afhankelijk van de plaats van het gezwel zijn er nog specifieke klachten mogelijk, zoals kortademigheid door luchtweg- of longcompressie en vermoeidheid door bloedarmoede.

Onderzoeken en diagnose

Naast een goed lichamelijk onderzoek en een bloedname achterhalen we de uitgebreidheid van de ziekte en de aard van het lymfoom. Daarvoor gebruiken we meestal CT-scans of PET/CT-scans. Verder is een biopsie met een microscopisch onderzoek van een verdachte lymfeklier noodzakelijk om precies te bepalen om wat voor soort lymfoom het gaat.

Behandeling

Lymfomen reageren meestal heel goed op chemotherapie en radiotherapie. De laatste jaren werden ook immunotherapieën ontwikkeld, die in staat zijn de lymfoomcellen te herkennen en te vernietigen.

Die drie soorten behandelingen (chemotherapie, radiotherapie en immunotherapie) kunnen afzonderlijk worden gebruikt of in combinatie, afhankelijk van de behoeften. De evolutie van de ziekte, de prognose en de keuze van de behandelingen hangen af van het soort lymfoom, de uitzaaiing van de ziekte en de leeftijd van de patiënt. 

Bij de minst agressieve vormen wordt niet altijd onmiddellijk behandeld maar wel strikt opgevolgd, soms alleen radiotherapie gegeven, of een “lichte” chemotherapie met immunotherapie. 

Bij de meest agressieve lymfomen is vooral chemotherapie aangewezen, eventueel in combinatie met immunotherapie of radiotherapie. Bij herval of een slechte prognose kan een “zware” chemotherapie, gevolgd door stamcel- of beenmergtransplantatie nodig zijn.

Bijwerkingen van de chemotherapie

De cytostatica vallen niet enkel de kankercellen aan, maar ook de gezonde, delende cellen. Daarom kunnen onaangename bijwerkingen optreden, zoals haaruitval, tintelingen in de vingers of in de voeten en darmproblemen. Bijwerkingen zoals misselijkheid en braken kunnen we grotendeels stoppen met geneesmiddelen.

Een andere, vaak voorkomende bijwerking is vermoeidheid. Die kan gedurende een lange tijd aanhouden na de behandeling. Ook bloedarmoede, een verhoogde vatbaarheid voor infecties en een zekere bloedingsneiging kunnen zich voordoen. Soms is er vermindering van de vruchtbaarheid.

Bijwerkingen van de radiotherapie

Aangezien radiotherapie ook de gezonde cellen lokaal beschadigt, kunnen een aantal bijwerkingen optreden. Die zijn doorgaans tijdelijk van aard. Een vaak voorkomende bijwerking is roodheid van de huid. Andere bijwerkingen variëren in functie van de bestraalde gebieden.

Bijwerkingen van de immunotherapie

De bijwerkingen van immunotherapie doen zich voor tijdens de behandeling. Over het algemeen beperken ze zich tot een mogelijke allergische reactie bij de eerste toediening, een algemeen onwel gevoel, een verhoogde vatbaarheid voor infecties en koorts.